Geen gedonder in de glazen!

pano politie oot 20012011

Panorama, 14 maart 2013

Vorig najaar leidde de politie Groningen een speciaal Openbare Orde Team (OOT) op, dat nu op alle uitgaansavonden het publiek in de binnenstad in de gaten houdt. Sinds het OOT aan het werk is, heeft er geen agent meer klappen gehad in het uitgaansleven. Wildplassers, stappubers & dronkenlappen: Panorama gaat een nacht mee de stad in. 

‘Kijk kijk, hij gaat pissen’, knikt Remco Preijers naar een man die een donkere steeg in loopt. De agenten zijn er klaar voor om op de man af te stappen, als deze een sleutel in het slot steekt en naar binnen gaat. Anticlimax. ‘Hij woont daar gewoon. Ja, dat kan natuurlijk ook nog.’

Het is net na enen, de nacht is nog jong in deze stad zonder sluitingstijden. We zijn op pad met Remco Preijers (32) en Jack Heupenaar (44), de horecafunctionarissen van het korps Groningen. De mannen hebben hun energiedrankjes achter de kiezen en beginnen deze nachtdienst in de Peperstraat, het kloppend hart van stappend Groningen. Hoe de sfeer is, vragen ze aan de portier van Klup Shadrak. Prima. Rustig, gemoedelijk.

Dat geldt ook voor de sfeer onder de agenten. De mannen lopen er relaxed bij. Ze houden nauw contact met de collega-OOT’ers die vannacht op pad zijn, in koppels, zo veel mogelijk verspreid over de binnenstad. In de briefing op het hoofdkantoor is het team bijgepraat over wat er vannacht allemaal te verwachten is, en waar ze extra op moeten letten. Er zijn wat feesten in stad, wat mensen om naar uit te kijken. Twee mannen die worden gezocht voor inbraken, een meisje dat voor de zoveelste keer is weggelopen uit de jeugdinrichting. En o ja, of de OOT’ers hun pauzes een beetje handig kunnen plannen, want om half vier moet iedereen van het tienkoppige team (acht voetagenten en twee te paard) op straat zijn. Dan wordt de grootste drukte verwacht, dus scherpte is geboden. Rond die tijd zijn de meeste dames naar huis, vertelt Remco. ‘Dan krijg je haantjesgedrag. Grof gezegd: Als er geen kippetjes zijn, gaan haantjes zich vervelen.’

Het is nog vroeg en de ‘kippetjes’ zijn nog lang niet op stok. Een groep meiden hapt in blote topjes en korte rokjes iets calorierijks weg bij de automatiek van Ome Ko. Dat het hartje winter is lijkt ze niet te deren. De agenten, zelf gehuld in verantwoorde thermische laagjes, kijken hoofdschuddend een meisje na dat voorbijsnelt in een heel kort panterjurkje.

Deze straat heeft, samen met de aangrenzende Poelestraat, veruit het jongste publiek van de stad. ‘Een moeilijke doelgroep’, zegt Remco. ‘Zestien- en zeventien-jarigen laten zich niet zo gemakkelijk aanspreken.’ Remco heeft die blik die continu heen en weer schiet en alles in de gaten houdt. Een paar keer komt hij bekenden tegen op straat.

Behalve de stappubers zijn er meer specifieke doelgroepen in het Groningse nachtleven die extra aandacht verdienen. Antillianen bijvoorbeeld – de Antilliaanse gemeenschap is aanzienlijk, en de stad kent een paar specifieke kroegen waar deze mensen vaak samenkomen. En de zogenoemde boeren: mensen uit de provincie die een nachtje stad komen doen. Ook opvallend: Marokkanen uit de rest van het land, die midden in de nacht naar Groningen rijden als hun eigen stamkroeg dicht gaat. Loont de moeite, vanwege de vrije sluitingstijden. En Friezen. Pardon? Ja, beslist een specifieke doelgroep, glimlacht Jack. ‘Een Fries vindt namelijk dat hij altijd gelijk heeft.’

Groningen heeft alleen al binnen de diepenring – de oude grachtengordel die historisch gezien de binnenstad begrenst – maar liefst 380 horecagelegenheden. In een gemiddeld weekeinde komen daar zo’n 20.000 man op af. De agenten schatten dat 30 tot 40 procent van hen niet uit de stad komt.

Deze vrijdag is geen topavond. We zien het op straat en horen het van de portiers, met wie de mannen een praatje maken. Jack heeft wel een idee waarom. ‘Er zijn tentamens, en het geld is op. En dan regent het ook nog. Regen is je beste bondgenoot.’

De vraag ligt voor de hand. Er waren altijd al horeca-agenten, en de wereld aan convenanten om de orde te bewaren en het uitgaansleven veilig en gezellig te houden. Waarom moest er dan toch een OOT komen?

Het bestaande horecateam was nauwelijks een team, legt Hans van Dijk uit. De 45-jarige Van Dijk is docent geweldsbeheersing en medeverantwoordelijk voor de OOT-opleiding. Deze nacht loopt hij ook mee. Van Dijk vertelt dat de korpsleiding lang vond dat elke agent voetposten zou moeten kunnen doen. ‘Zit op zich wat in, maar in de praktijk werkt het niet zo. Niet iedereen heeft iets met dat werk. Het is heel specifiek. Die houding leidde tot versnippering. Mensen gingen weg, er kwamen nieuwe collega’s, maar er werd nauwelijks echt samengewerkt. De bikers hadden geen idee wat de collega’s te paard deden en andersom. Terwijl het juist belangrijk is dat verschillende disciplines kunnen samenwerken – maar dan moeten ze wel weten waar de ander mee bezig is.’

Los zand dus, niet bepaald motiverend. Het waren Remco en Jack die het OOT uiteindelijk naar Groningen haalden. Remco werkte jaren geleden in Arnhem. Tijdens een bezoek aan zijn oude stad sprak hij met een oud-collega, net nadat het OOT daar van start was gegaan. ‘Ik merkte dat er veel was veranderd’, vertelt hij, stappend met stevige tred. ‘Toen ik daar werkte, gingen we best stug om met de burgers. Arnhem is kleiner dan Groningen, het uitgaanspubliek minder vriendelijk. Populair gezegd: veel Johnny’s en Anita’s. Ik merkte dat die houding veranderd was, ze gingen nu veel meer met mensen in gesprek. Ook praatten ze onderling meer over het werk en konden ze sneller en gemakkelijker versterking krijgen. Ze waren bovendien supergemotiveerd. Dat moeten wij hier ook hebben, dacht ik.’

Terwijl de mannen vertellen, verliezen ze geen seconde de aandacht. Als Remco een praatje maakt met de portier van Het Feest, staat Jack met de rug tegen de wand, handen paraat om tevoorschijn te halen mocht het nodig zijn. Op het moment dat ze merken dat het niet meer gezellig is – omdat iemand bijvoorbeeld driftig gaat gebaren, of luider gaat praten – kunnen ze ingrijpen. De leek merkt niks van die paraatheid, de mannen staat er superrelaxed bij.

Pano - OOT3

Ze lijken zelf wel een soort wandelende attractie voor de stappers –  die neongele jasjes zijn nou niet bepaald subtiel. ‘Oom Agent, heeft u een vuurtje?’ ‘Meneer de agent, weet u misschien of de Mc Donald’s nog open is?’ Iedereen krijgt een vriendelijk antwoord. Met autoritair gedoe kom je geen stap verder, weten de heren. En dus is Jack royaal met grote grijnzen en vriendelijke blikken. Ze compenseren zijn formaat – het formaat van iemand met wie je beter geen ruzie kan krijgen. Remco lijkt de meer zakelijke van het duo.

Een jongen van een jaar of twintig komt druk dansend op de agenten af. Hij blijft geen seconde stilstaan en begint een verhaal te vertellen dat alle samenhang ontbeert. Jack heeft al lang door wat voor type dit is. ‘Moet je die pupillen zien’, fluistert hij, terwijl de jongen druk in een onbegrijpelijke discussie met zichzelf is beland. Inderdaad, die zijn enorm. Een paar meter achter de jongen ondersteunen twee meisjes hun vriendin die haar complete maaginhoud over de stoeptegels heen giet. In haar hand heeft ze een plastic tas met de pizza die ze net gehaald heeft.

Opvallend: veel stappende jongeren willen met de agenten op de foto. Die zijn de beroerdste niet en poseren geduldig voor de ene na de andere smartphone. Twee helblonde dames in weinig verhullende jurkjes gaan met Jack op de foto. Hilariteit alom. ‘Moeten we ook blazen?’

Het voordeel van de nieuwe aanpak is vooral dat de politie nu beter dingen in de kiem kan smoren, zegt Hans van Dijk. Immers: het overleg is beter, versterking is sneller geregeld. Op het hoofdbureau houdt een collega de camerabeelden in de gaten. Dreigt er iets, dan zijn de OOT’ers snel gewaarschuwd. De camera’s hangen op alle risicoplekken. Hans wijst ze aan in de Papengang, een steeg waar veel gedeald wordt en waar afgelopen najaar nog een schietpartij was met vier gewonden. Jack groet een meisje bij een club. ‘Zij is ook geraakt bij die schietpartij’, vertelt hij als we haar gepasseerd zijn. Twee mannen komen ons tegemoet in de steeg, eentje hapt in een enorme hamburger. Jack: ‘geen fris stel. Dat zie je aan hun blik. Die zijn iets van plan.’

De nieuwe werkwijze is pro-actiever dan wachten tot je een melding krijgt en die dan opvolgen. Hans: ‘Als we nu ergens lucht van krijgen, lopen we er snel heen. Mensen aanspreken en ze uit de anonimiteit halen.’

In de Poelestraat bijvoorbeeld, waar twee jongens aan het duwen en trekken zijn met de portier van een club. De jongens – een jaar of twintig – zijn er net uit gezet en het daar behoorlijk mee oneens. Ze zijn van Antilliaanse afkomst en wonen in Den Haag, zo blijkt uit hun paspoort. Vrienden en vriendinnen van de jongens bemoeien zich luidruchtig met de gang van zaken. Uiteindelijk lukt het de agenten de boel te sussen.

Ze zijn net klaar met de jongens, als het weer raak is: twee wildplassers naast Bar Players. ‘Sneu geld’, zegt Jack, terwijl hij ze allebei een bekeuring van 120 euro geeft. En echt heel slim was het misschien ook niet om naast agenten te gaan wildplassen. ‘Ja, u heeft gelijk’, zegt een van hen schuldbewust. ‘Ik zat fout.’

Nog geen tien minuten later komen we de wildplassers weer tegen. Twee ruiters komen de Peperstraat uit. De blonde wildplasser probeert zich tussen de paarden door de andere kant op te wurmen. De V-formatie waarin de dieren lopen is juist bedoeld om aanhoudingen veiliger te maken en af te schermen – niet om er dwars doorheen te banjeren. Zijn donkerharige, beduidend minder aangeschoten maat snapt het idee – de wildplasboete nog vers in het geheugen – maar de blonde is vastbesloten: hij moet en zal erdoor. ‘Daar staat onze taxi! Ik ga gewoon godverdomme die kant op!’ ‘Doe normaal man’, probeert de ander hem te kalmeren. ‘Doe nou gewoon wat ze zeggen.’ Terwijl Jack zich met de wildplassers bemoeit, is Remco in gesprek met drie jongens die vervelend worden. Gedecideerd duwt hij ze een voor een weg. Ze druipen af zonder verder verzet.

Het is ondertussen half zeven, de stad loopt leeg. De nachtdienst zit erop. Op weg naar het hoofdbureau voor de eindbriefing horen we de blonde wildplasser lallen in de verte.

Pano - OOT2

Tussen ME-helm en platte pet

De grootste verschillen tussen het OOT en de horecapolitie oude stijl lijkt ‘m vooral in de opleiding te zitten. De OOT’ers (90 in totaal, verdeeld in twee groepen van 45) kregen in oktober een week lang een interne training in trainingsdorp de Marnewaard. Zo’n week bestond uit 48 uur training. ‘Eerst kregen we vijf uur’, verduidelijkt Remco het verschil.

De belangrijkste pijlers: weerbaarheid, zelfverdediging, procedures, groepsdynamica en casuistiek – situaties simuleren. Hans: ‘We behandelen heel diepgaand de verschillende procedures. Hondenbegeleiders, beredenen en bikers – ze wisten niets van elkaar, maar dat moet wel om elkaar te kunnen inschakelen. Ook de fysieke training gaat veel verder. Geen voorzichtig gedoe, maar echt aan elkaar zitten. De aanhouding van een wildplasser kan binnen twee minuten uitlopen in een enorme vechtpartij. Dan moet je snel kunnen opschalen en niet bang zijn. Verder besteden we erg veel aandacht aan hoe je mensen te woord staat – ook een vak apart. Na die week volgen de eindoefeningen in de binnenstad, met als afsluiter een uur dienst per team van acht man, twee paarden en een hond. Onderdeel van de eindoefening is een grote verdrijvingsoefening, waarbij het voltallige team moet samenwerken. Ze moeten laten zien dat ze dat kunnen.’

De OOT’ers dragen onderscheidende kleding: neongele jassen en een baseballpet. In de zomer hebben ze een neongele hes aan. ‘Donkerblauw zie je niet op de beveiligingscamera’s.’ Ze vervangen de voetposten, de horeca-agenten van vroeger. Remco en Jack draaien geregeld mee, de rest rouleert.

Ook andere korpsen kijken met een schuin oog naar de ontwikkelingen. Drenthe en Friesland hebben belangstelling getoond.

Arnhem voerde het OOT als eerste in, in 2009. Remco Preijers was direct enthousiast: dit kon de redding worden van horecateam Groningen. Hij nam zijn chef mee, die ‘om’ ging na een nacht meedraaien. Probleem: er was geen geld.

Er kwam een speciale werkgroep, die een plan bedacht. Immers: in de Groninger binnenstad zijn ook vaak militairen op stap. Remco: ‘We hebben de Koninklijke Marechaussee ingeschakeld. Zij liepen al elke donderdagnacht met ons mee en wilden graag mee in het team. We maakten een afspraak: zij zouden de trainingslocatie leveren, wij de kleding. Dat was voor beide partijen een goede en voordelige oplossing.’

Een geluk bij een ongeluk: de gemeente Groningen besloot op basis van een COT-rapport het terugdringen van geweld in de binnenstad meer aandacht te geven. ‘Daar kwam bij dat het OOT in Arnhem genomineerd werd voor een prijs, en dat onze korpschef er een folder van kreeg. Daar kwam hij een keer mee aanzetten: was dat niet iets voor ons?’

Keiharde resultaten zijn er nog niet, omdat het OOT Groningen nog maar kort bestaat. Het korps Gelderland-Midden, dat al sinds 2009 een OOT heeft, liet de boel onderzoeken door een extern bureau. Een van de conclusies: het aantal aangiften van geweld vertoont voor het eerst sinds jaren een dalende lijn. In het hele jaar 2009 werden twee klachten ingediend tegen gebruik van geweld door de politie bij een aanhouding. Het jaar daarvoor waren dat er acht.

De onderzoekers prijzen ook de samenwerking met de mannen van het cameratoezicht. Zo waren er ongeregeldheden met Antillianen – maar de OOT-commandant had te weinig mensen om de grote groep aan te kunnen. Hij instrueerde de cameraman om goede beelden te maken, en het weekeinde erop kon het OOT alsnog acht verdachten aanhouden. Twee anderen meldden zich later zelf bij het politiebureau. Een geweldloze oplossing, met het goede resultaat: de knokkers zijn aangehouden.

Volgens de onderzoekers is het OOT de perfecte middenmoot tussen de helm (ME) en de platte pet: neutraal, maar met zelfvertrouwen. ‘De evenwichtskunst tussen hard en zacht, tussen repressie en preventie, is een belangrijke bouwsteen van het OOT.’

 

 

Reacties zijn gesloten.