Panorama, 9 november 2011
Ze raakte vier keer zwanger. Beviel in het diepste geheim. Bracht haar baby’s om het leven. Verstopte de lijkjes in koffers op zolder. Nederland was vorig jaar in shock door haar gruweldaden. Sietske H., de nu 26-jarige Friese tandartsassistente, komt deze week weer voor de rechter. Om haar veroordeling aan te vechten…
Op een mooie zonnige vrijdag in augustus vorig jaar is er ineens dat nieuws. Bij een huiszoeking in het Friese dorp Nij Beets zijn vier dode baby’s gevonden. Ze zaten verpakt in plastic zakken, die weer in koffers zaten. De vermoedelijke moeder van de baby’s, een 25-jarige tandartsassistente, is twee dagen eerder aangehouden.
De koffers, drie zwarte en een blauwe, zijn op haar aanwijzingen gevonden. De agenten hebben één koffer ter plekke opengemaakt. De aanblik van de inhoud zullen ze niet snel vergeten. Er zat het stoffelijk overschot van een baby in. De andere drie zijn ongeopend naar het Nederlands Forensisch Instituut gegaan. De politie Friesland zet twintig rechercheurs op de zaak.
Het NFI concludeert dat Sietske inderdaad de moeder is, dat alle baby’s van dezelfde vader zijn, en dat ze zijn gestikt. Drie van hen zijn meisjes, een is een jongetje. Het jongetje zat in een plastic zak in een rugzak, die weer in een plastic zak in de koffer zat. Een van de andere baby’s had een plastic zak om het hoofdje en een stuk stof in de mondholte – een meisje, zo bleek uit het dna. Een ander meisje zat in een vuilniszak in een koffer, waar ook weer een zak omheen zat. In de blauwe koffer, die achter stoelen stond op de zolder, zat een meisje, ook weer in plastic zakken verpakt. In haar mondje een stuk van een rood t-shirt. De baby’s gaan de archieven in als de nummers S 2010 – 257 tot en met S 2010 – 260.
Internetsites speculeren lustig over de handel en wandel van Sietske, en buitelen over elkaar heen om de eerste te zijn met haar foto. We zien haar in de kroeg, in Bavariajurkje, samen met een vriendin. Ze is en knappe brunette die vrolijk in de camera lacht. Gezien de outfit is de foto genomen tijdens het WK, een maand voordat haar afschuwelijke geheim aan het licht zal komen.
Het contrast is enorm en het nieuws komt dan ook hard binnen. Nij Beets is een dorp, Sietske een veelgeziene gast in het uitgaansleven. Veel mensen kennen de goedlachse tandartsassistente, van wie ze zich niet kunnen voorstellen dat ze tot zoiets in staat zou kunnen zijn. En, dat ze zwanger is geweest en bevallen is, terwijl niemand het door had – en dat dan vier keer. Ook mensen die haar heel goed kennen zijn geschokt. Sietske zwanger? Niks van gemerkt, zeggen zelfs heel close vriendinnen van haar.
Angst en schaamte, geeft Sietske toe, waren de voornaamste drijfveren om tot haar gruweldaden over te gaan. Angst om niet de perfecte dochter te zijn, want de perfecte dochter krijgt geen kind zonder vaste relatie. Schaamte, omdat ze zwanger raakte, maar ook om het web van leugens waarin ze verstrikt is geraakt. En om het afschuwelijke bewijs van al die leugens dat boven op zolder staat. Sietskes leven gaat gewoon door, alsof er niets aan de hand is. Want, zo zegt ze in de rechtszaal: ‘als het er niet is, dan is het er niet.’
Tijdens die rechtszaak, in april van dit jaar, wordt een hoop duidelijk. Bij de eerdere pro forma-zittingen was ze niet aanwezig, maar bij de inhoudelijke behandeling is ze er. De rechtbank heeft de hele dag voor de zitting uitgetrokken en er twee extra zalen voor ingericht, waar de zaak te volgen is via een videoverbinding. Voor het eerst maakt het publiek kennis met Sietske H, de vrouw die liever haar kinderen de nek omdraaide dan dat ze naar de huisarts stapte om de pil te vragen.
Ze is tenger, draagt een roze blouse en loopt de zaal in zonder op te kijken naar de publieke tribune. Sietske neemt plaats, ze zit wat voorovergebogen. De hele dag zal ze zo blijven zitten, haar handen voor zich op tafel. Haar stem is helder, zacht, rustig. Als rechtbankvoorzitter Bert Dölle haar vraagt hoe het met haar gaat, antwoordt ze: ‘ja, redelijk.’
Wie een breekbaar vrouwtje verwachtte dat huilend en snotterend vertelt dat het haar zo verschrikkelijk spijt, komt bedrogen uit. Dat is misschien juist wel het meest schokkende van deze dag. Niet de afschuwelijke details over hoe de baby’s werden gevonden, niet de beschrijving van de bevallingen. Juist de ijskoude kalmte waarmee ze deed wat ze deed, de ogenschijnlijke routine die erin sloop na de eerste bevalling, en de rust waarmee ze daarover vertelt – die is huiveringwekkend.
Ze vertelt, af en toe een handje geholpen door de rechter, over de eerste zwangerschap, over de test die ze deed in het toilet van de Hema. Ze was al vijf maanden, veel te ver heen om het kind nog te laten aborteren. Wat er precies door haar heen ging, kan ze zich niet meer herinneren. Wel dat ze naar de bibliotheek ging en boeken las over zwangerschap en bevalling. Ze dacht geen seconde verder dan de bevalling en kocht bijvoorbeeld geen kleertjes of een wiegje. Maar als de bevalling zich zou aandienen, wist Sietske precies wat ze moest doen, en hoe.
De eerste keer dat dat gebeurt, het is dan juni 2003, is het midden in de nacht. Sietske ligt in bed, op de zolderslaapkamer die ze deelt met haar zus. Drie meter van haar bed af ligt die zus te slapen – tussen hen in alleen een boekenkast. Ook haar ouders slapen, het hele huis is in diepe rust. Overal stilte, ook bij Sietske, die zich enorm zit te verbijten. Op haar knieën bevalt ze, tegen de ochtend, van een dochter. Haar zus heeft er niets van gemerkt.
Ze vangt de baby op in haar handen, maar dan begint het meisje te huilen. Dan raakt Sietske in paniek. Ze pakt een kussen en drukt dat op de baby, net zo lang tot het geluid stopt. Het kussen ligt helemaal over de baby heen, Sietske ziet het niet meer. De baby moet weg, realiseert ze zich, en stopt het kind in een plastic tas van Vero Moda. Die tas zet ze op zolder neer, tussen de rommel. Later zal ze het babylijkje, met tas en al, verstoppen in een reiskoffer.
‘Bijna bovenmenselijk’, noemt de rechtbankvoorzitter het dat Sietske een kind baart zonder een kik te geven. Ja, het deed heel veel pijn, herinnert zij zich. Maar ze moest stil zijn, want niemand mocht er achter komen. En daar had ze veel voor over.
Het lijkt wel of ze bij de volgende bevallingen geroutineerder wordt. Want de volgende keren legt ze handdoeken klaar, een schaar om de navelstreng mee door te knippen, en zwaar maandverband tegen het bloedverlies. Vloer en matras bedekt ze met vuilniszakken zodat ze niet vies worden. Ze bevalt op haar hurken of op haar knieën.
Sietske vangt de baby’s op na de bevalling, en controleert of het navelstrengetje niet om het halsje zit. De rechter vraagt zich af waarom; ze wilde de kinderen niet, waarom liet ze ze niet op de grond vallen? Al die dingen deed ze, zo zegt ze, omdat ze gehoord had dat het zo moest.
Ze vertelt het zakelijk, alsof ze het over iemand anders heeft. Zo was het vaak ook, zegt Sietske. Soms leek het alsof ze in een film zat. Babygehuil klonk ‘alsof het niet echt was.’ En over de laatste bevalling zegt ze: ‘Het was net of ik het niet was. Alsof ik ernaar keek.’
‘Onverschillig’, noemt officier van justitie Agnes de Vries haar. Ze haalt de geslachten van de baby’s en data door elkaar. Van de laatste twee baby’s weet ze nog dat ze leefden na hun geboorte. Van de eerste twee kan ze het zich niet herinneren, zegt ze. ‘Ze was totaal niet geïnteresseerd in de kinderen’, zegt de officier. ‘Ze heeft ze letterlijk en figuurlijk weggedrukt.’
De tegenstrijdigheden zijn opvallend, want op andere momenten blijkt Sietske wel degelijk emoties te kunnen tonen. Als haar broer in 2006 een kind verliest, huilt ze. Het verlies van een kind ‘is het ergste wat je als ouder kan overkomen’, zegt ze in die tijd. Op dat moment liggen er van haar al twee dode baby’s op zolder en zullen er nog twee volgen.
Tijdens de rechtszaak breekt Sietske een paar keer. De rechter vraagt haar naar de verhuizing. De eerste baby werd geboren in een eerdere woning. Als het gezin H. verhuist naar een nieuwe woning, verhuist Sietske de koffer met daarin het lichaam van haar kindje gewoon mee. Dat was toch een uitgelezen kans om de koffer kwijt te maken, vraagt de rechter. ‘Waarom deed u hem niet van de hand op een mistige zaterdag?’ Dat weet Sietske eigenlijk niet, ze schudt het hoofd. ‘Vond u het vervelend om er afstand van te doen?’, helpt de rechter. Nu begint Sietske te huilen, ze slaat de handen voor het gezicht. ‘Zo had ik het toch nog bij me’, snikt ze. ‘U wilde het bij u houden?’ ‘Ik denk het wel’, zegt ze zachtjes.
Tijdens de zwangerschappen doet Sietske er alles aan om te voorkomen dat haar geheim uitkomt. Ze gaat wijde kleding dragen om haar zwangere buik te verhullen. In de kroeg drinkt ze gewoon door om niet op te vallen. Haar tas zet ze op schoot om haar buikje te verstoppen.
Sietske lijkt alles onder controle te hebben. Dat is mooi, want ze is doodsbang voor praatjes. Mensen zullen haar raar aankijken, daar is ze van overtuigd. Daarom maakt ze zich, tijdens die ene bevalling waarbij ze alleen thuis is, druk om voorbijgangers die misschien babygehuil horen. En daarom durft ze ook niet naar de huisarts te stappen om te praten over voorbehoedsmiddelen – toch een voor de hand liggende mogelijkheid. De huisarts heeft al eerder lastige vragen gesteld. Stel dat hij haar gaat onderzoeken en er dan achter komt dat ze al eerder zwanger is geweest.
Maar niet iedereen trapt in de smoesjes van Sietske. Op haar werk gaat het mis. In de tandartspraktijk draagt ze werkkleding en kan ze zich niet verstoppen onder vormeloze soepjurken. Patiënten feliciteren de zwangere en vragen hoe ver ze is. Sietske wordt boos en geeft hen de wind van voren. Ook de tandarts stelt wel eens vragen, en hij neemt niet zo maar genoegen met het antwoord. Na lang aandringen geeft Sietske toe dat ze zwanger is. Dat hij nooit een baby ziet, of daar zelfs maar iets over hoort, dat kan wel kloppen, zegt ze – ze geeft de baby’s op ter adoptie.
Als ze zich voor de zoveelste keer een tijdje ziek heeft gemeld om een tijdje later weer beduidend slanker aan het werk te gaan, vertrouwt de tandarts het écht niet meer. Hij stapt naar de politie, die Sietske in maart 2010 uitnodigt op het bureau te komen. Sietske vertelt daar wat ze haar baas ook heeft verteld. Als ze de bijbehorende adoptiepapieren niet kan overleggen, wordt ook de politie argwanend. Bij een huiszoeking ontdekken ze de gruwelijke waarheid.
In de gevangenis weigert Sietske mee te werken aan psychiatrische onderzoeken. Ze is bang voor tbs, bang om daar nooit meer van af te komen. Het frustreert officier en rechters. Zoals het nu lijkt, staat Sietske H. over een jaar of acht weer op straat – zonder behandeling. Ze is dan 34 en kan nog steeds kinderen krijgen, geen heel geruststellende gedachte. Rechtbankvoorzitter Dölle zegt tijdens de uitspraak: ‘deze zaak is zodanig bizar en uitzonderlijk dat er wel sprake moet zijn van een stoornis, in welke vorm dan ook.’
Zelf zegt Sietske overigens zeker te weten dat de kans op herhaling nihil is. Dölle wil weten waarom ze daar zo zeker van is. Haar antwoord: ‘Ik heb nu een spiraaltje.’
Dat je een keer per ongeluk zwanger raakt en in paniek raakt, daar kan officier van justitie De Vries zich wel iets bij voorstellen. Zij merkt daarom het eerste geval aan als kinderdoding. Sietske was achttien bij de eerste zwangerschap, en wist zich vast geen raad met een zwangerschap. Ze heeft in een impuls haar kind gedood. Maar dat je het dan nog drie keer laat gebeuren, daar heeft ze minder begrip voor.
De Vries rekent Sietske de laatste drie gevallen dan ook aan als moord. Immers: tijdens haar zwangerschappen trof ze maatregelen voor de bevalling, maar kocht geen spullen voor daarna. ‘Onze maatschappij kent manieren om van een ongewenste zwangerschap af te komen: voorbehoedsmiddelen, abortus, adoptie. Waarom kiest u dan toch voor het meest wrede alternatief?’ Daar heeft Sietske geen antwoord op.
Tsja. Een leuke, knappe, slimme en spontane meid met een lieve familie, vrienden en vriendinnen genoeg, die toch niemand in vertrouwen durft te nemen omdat ze bang is voor praatjes. Zelf snapt ze het eigenlijk ook niet, zegt Sietske. ‘Achteraf denk ik: misschien was het wel een masker.’
In haar laatste woord vertelt Sietske dat ze zich wel eens probeert voor te stellen hoe het had kunnen zijn. En hoe de kinderen er uit zouden zien. Als ze nog hadden geleefd, had Sietske een zoon van zes gehad en drie dochters van acht, vier en twee. ‘Ik haat mezelf voor wat ik heb gedaan. Ik voel me schuldig en schaam me diep.’
Toch is ze het niet eens met haar straf. Twaalf jaar cel krijgt ze, de maximale straf. Ze besluit hoger beroep aan te tekenen. ‘Onbegrijpelijk’, noemt haar advocaat Barbara Klunder de straf. Volgens haar is van twee baby’s niet bewezen dat ze nog leefden bij de geboorte en zou Sietske hooguit voor twee keer kinderdoodslag veroordeeld kunnen worden.
Verwekker of verwekkers?
In eerste instantie richt het politieonderzoek zich na Sietskes aanhouding op de verwekker, of verwekkers, van de baby’s. Sietskes relatie met Hylke is halverwege de tweede zwangerschap gesneuveld. Af en toe zien ze elkaar nog en hebben ze seks – onbeschermd. Met andere mannen doet Sietske het wel veilig. Volgens dorpsgenoten heeft ze wel eens een vriendje, maar zeker niet het ene na het andere. Na haar aanhouding maken drie mannen zich zorgen of een van de kinderen misschien van hen is.
In november vorig jaar maakt het Openbaar Ministerie bekend dat het Sietske beschouwt als de enige verdachte in deze zaak. Over de identiteit van de verwekker doet het OM geen mededelingen. Die identiteit is alleen van belang als de verwekker strafrechtelijk bij de zaak betrokken is. Als hij de moeder heeft verkracht bijvoorbeeld, of als hij heeft geholpen de baby’s om te brengen. De man zou ook strafbaar zijn als hij ervan op de hoogte was dat Sietske haar kind wilde ombrengen, maar geen aangifte deed. Daar zijn hier geen aanwijzingen voor. Tijdens de zitting wordt bekend dat Hylke de vader is van alle baby’s. Voor zover bekend heeft hij nooit geweten dat Sietske zwanger was of was geweest.