Als doktertje spelen geen spel meer is

seksueel misbruik (1)

Vrij Nederland, 18 januari 2014

Over volwassenen die kinderen seksueel misbruiken zijn de meningen helder. Maar hoe gaan we om met kinderen die verder gaan dan doktertje spelen? 

Het was een nazomerdag toen de juf een rondje maakte langs de spelende kinderen op het schoolplein van basisschool De Weilust in Breda. In het speelhuisje zag ze twee kleine meisjes, de ene met haar broekje naar beneden, de andere met takjes en veertjes in haar hand, duidelijk aan het uitproberen wat waar in kon. Van dwang leek geen sprake, ook had ze geen gehuil gehoord. Maar ze wist meteen: dit gaat verder dan gewoon grenzen verkennen.

De juf sprak de meisjes aan op hun gedrag, belde hun ouders, informeerde collega’s, directie en het bestuur. Het speelhuisje werd verplaatst naar een plek meer in het zicht. De klas van de meisjes besteedde aandacht aan ‘nee zeggen’, aan fijne geheimpjes en minder fijne geheimpjes, en bleef met de betrokken ouders in gesprek.

In de eerste weken erna leek de ergste kou uit de lucht. Het was gesignaleerd, er was gepraat, er waren handen geschud. Maar één moeder was nog niet gerustgesteld. Haar dochter Hannah van zeven had al maanden nachtmerries, ze plaste in haar broek, de huisarts was over seksueel misbruik begonnen. Op school zou het meisje een opmerking hebben gemaakt over een medeleerlinge die potloden in haar vagina zou hebben gestopt. Als Hannah niet zou meewerken, zou het kind haar blonde lokken afknippen. Het bewuste kind was het zusje van het meisje uit het speelhuisje.

Enkele weken later meldde moeder Jolanda zich bij de directie van de school. ‘Er werd wel naar me geluisterd, maar ik had het idee dat ze er weinig mee konden, dat hun mogelijkheden  beperkt waren.’ Frank van Esch, voorzitter van de stichting waar De Weilust onder valt, kijkt daar van op. ‘We hebben die melding heel serieus genomen en meteen het Centrum voor Jeugd en Gezin (een samenwerkingsverband van hulpverlenende instanties en de politie, KS) erbij betrokken.’ Toch bleef Jolanda ongerust. Ze besloot aan de bel te trekken tegenover een verslaggever van Omroep Brabant.

Daarop kwamen de verhalen los. Er zouden meer kinderen zijn lastiggevallen, ook van andere scholen in de wijk. De daders zouden telkens dezelfde zijn: een van de meisjes uit het speelhuisje en haar zusje. Met snoepjes zouden kinderen zijn meegelokt naar huis, mee naar de bosjes. Er gingen verhalen rond van broekjes naar beneden trekken, van voorwerpen inbrengen in anus of vagina, bij elkaar kijken bij het plassen. Zo’n vijf tot tien meldingen kwamen er van ouders die meenden dingen te merken aan hun kroost. Sommige kinderen zeiden dat er één keer iets was gebeurd, ‘en het was helemaal geen leuk spelletje, mama.’ Bij anderen was vaker iets voorgevallen, vertelden ze.

Wat er precies gebeurd is, hoe lang het heeft geduurd en bij hoeveel kinderen – niemand weet het zeker, vertelt Frank van Esch. ‘Het enige waarvan we het zeker weten is dat incident in het speelhuisje. Over voorvallen die we niet zelf hebben waargenomen, moeten we voorzichtig zijn in onze uitspraken. Wat zich buiten de school afspeelt ligt officieel ook buiten onze verantwoordelijkheid. Maar we nemen elke melding zeer serieus.’

De school stuurde alle ouders een brief over wat zich in het speelhuisje had voorgedaan, waarin ook werd gemeld dat de namen van alle betrokkenen bekend waren, en welke eerste stappen waren gezet. Kort erna werd in samenwerking met de politie, de GGD en de GGZ een informatieavond belegd.

Die avond was zonder twijfel de heftigste uit de carrière van Van Esch. De sfeer was verhit. ‘Ongeveer tweederde van de ouders kwam erheen met het idee: we hebben een brief gekregen over kinderen die doktertje spelen, en we horen wel wat er gebeurd is. De rest zei: ‘Geen flauwekul, dat en dat is er gebeurd, en het is heel simpel: die kinderen moeten weg – probleem opgelost.’

Na de informatieavond besloot de school nog meer maatregelen te nemen: zes extra leerkrachten, een dagelijks spreekuur, een wekelijkse nieuwsbrief, informatie voor de ouders over de externe vertrouwenspersoon, en over hoe ze dit soort gevoelige onderwerpen het beste met hun kinderen konden bespreken.

Voor een aantal betrokken kinderen, ook voor de dadertjes, werd extra ondersteuning en begeleiding door diverse hulpinstanties geregeld. De (vermeende) slachtoffertjes reageerden wisselend op wat hen was overkomen. Bij sommigen bleef het bij één flinke huilbui, bij anderen waren de gevolgen groter. En nog altijd, zeggen hun ouders. Ze dromen eng, worden gillend wakker, plassen in hun broek. Eén jongetje wil geen tikkertje meer spelen, bang om achternagezeten te worden. Hannah verliest urine, binnenkort krijgt ze een inwendig onderzoek. ‘Ze is erg bang om die meisjes tegen te komen, op school of in de buurt,’ zegt haar moeder. ‘Soms heeft ze nachtmerries. Dan heeft ze het opeens over zogenaamde “spookmeisjes die je benen uit elkaar trekken.” En soms krabt ze zichzelf open.’

Of de bewuste zusjes op De Weilust kunnen blijven of niet, laat het bestuur afhangen van de mate waarin de geboden begeleiding en ondersteuning effect heeft. Van Esch: ‘Zo lang daar progressie in zit en goed onderwijs geven mogelijk is, blijven de meisjes gewoon in hun eigen klas.’

Onbegrijpelijk, vinden sommige ouders – al wil Van Esch benadrukken dat het om een minderheid gaat: ‘Misschien zijn er ouders die hun kind van school halen, of ouders die nu voor de keuze staan en voor een andere school kiezen. Er zal nog jaren op onze naam gegoogled worden. Het enige wat we kunnen doen, is er zo open mogelijk mee omgaan.’

In de klas is de situatie min of meer genormaliseerd, zegt hij. ‘Het zijn kinderen hè – ze stellen een vraag en gaan dan weer snel de poppenhoek in. Maar wat ze natuurlijk wél merken, is dat ze niet meer bij bepaalde kinderen mogen spelen, of dat ze niet meer naar een feestje mogen.’

In de wijk, in woonkamers, op sociale media is de nuance soms ver te zoeken. Online gingen foto’s van de meisjes rond: dit zijn ze, daar wonen ze. Van Esch: ‘We doen alles wat binnen onze macht ligt, stoppen er al onze tijd en energie in. Maar er blijft een factor waar je geen grip op hebt.’

Iedereen in de buurt weet precies om wie het gaat, vertelt moeder Jolanda. Ouders houden elkaar via Whatsapp op de hoogte: de meisjes zijn buiten gesignaleerd, waar is jouw kind? Ze zegt: ‘Ik zie op tegen het voorjaar en de zomer, als het buitenspeelseizoen weer aanbreekt. Wat moet ik tegen mijn kinderen zeggen?’

Jolanda’s instinct zegt: hup, de kinderen van school. ‘Maar ook als we ze naar een andere school sturen, blijven ze “de meisjes” tegenkomen. Wij overwegen nu serieus te verhuizen.’

Jolanda zocht contact met de wijkagent, zegt ze, die haar doorverwees naar het Veiligheidshuis – een collectief van politie, justitie, gemeente, en zorginstanties. Daar kreeg ze te horen dat ze eigenlijk niets kon doen, in Nederland kunnen kinderen onder de twaalf niet strafrechtelijk vervolgd worden.

Ze heeft de moeder van de zusjes een keer aangesproken. ‘Als je wilt praten, dan bén ik er voor je, heb ik gezegd, want voor jou moet het ook moeilijk zijn. Daar heeft ze niks mee gedaan.’

Voor Vrij Nederland waren de ouders van de zusjes onbereikbaar voor commentaar.

seksueel misbruik (2)

Incidenten zoals in Breda komen vaker voor. Anderhalf jaar geleden leidde seksueel overschrijdend gedrag door een jongen van zes op een basisschool in Hillegom tot een rechtszaak. Het kind werd geschorst en zou worden overgeplaatst naar een andere school. De ouders van die andere school spanden een rechtszaak aan om dat te voorkomen. Ze verloren die zaak, de jongen ging naar zijn nieuwe school, maar wel onder streng toezicht: hij mag nergens alleen zijn, en als de speciaal voor hem aangestelde extra leerkracht ziek is, moet hij thuisblijven tot er vervanging is geregeld.

Twee jaar eerder kwam naar buiten dat twee broertjes van acht en negen op een basisschool in Uden samen acht leeftijdsgenootjes zouden hebben misbruikt. In november van datzelfde jaar werd een zesjarige jongen uit Doetinchem beschuldigd van het seksueel misbruiken van klasgenootjes.

Kinderen die volwassen dingen doen – de combinatie is oncomfortabel, vaak wordt het afgedaan als een spel, of simpelweg doodgezwegen. Dat zegt Kate Cliquet, die zich als therapeut heeft gespecialiseerd in de slachtoffers van seksueel misbruik tussen kinderen. Ze geeft ook lezingen over het onderwerp, maar wordt daarvoor altijd door ouders ingehuurd en nooit door scholen. Het frustreert haar enorm. Dat De Weilust het incident in het speelhuisje wél bespreekbaar maakte, is volgens Cliquet een positieve uitzondering. Vaak lijken scholen het gewoon niet te willen weten, zegt ze. ‘Zo blijft het een onbekende problematiek met vaak nare gevolgen.’

Wanneer houdt doktertje spelen op en wordt het misbruik? Wat voor de een onacceptabel is, daarvan zegt een ander: waar maak je je druk om, dat mag hij thuis ook. Om toch grenzen te kunnen trekken, is er een vlaggensysteem ontwikkeld waarvan ook de school in Breda gebruikmaakt. Verschillende typen gedrag zijn ingedeeld in groen, geel, rood en zwart gedrag. De criteria: vrijwilligheid, pijn, dwang, dreiging, context, leeftijdsverschil, en brengt het schade toe?

Voor Cliquet is het simpel: heeft het slachtoffer er last van – op welke leeftijd ook – dan is er een grens overschreden. In haar praktijk komen veel volwassenen die het als kind is overkomen. Vaak leek er in eerste instantie niets aan de hand, maakten ze een ogenschijnlijk onbezorgde jeugd door. Maar later liepen ze alsnog vast. Cliquet: ‘Van een onschuldig spelletje krijgen kinderen geen nachtmerries en ze hebben er dertig jaar later geen therapie voor nodig.’

Hoe ver het gedrag in absolute zin ging, doet voor Cliquet niet terzake, zij kijkt naar de gevolgen. ‘Bij kinderen die niet gepenetreerd zijn, kan het thema “angst” groter zijn dan bij kinderen bij wie dat wel is gebeurd. Je moet alle facetten bekijken. Heeft het misbruik lang geduurd of was het iets eenmaligs? Werd het kind bedreigd? En, heel belangrijk: hoe zijn volwassenen ermee omgegaan? Volgens Cliquet onderschatten zij seksueel overschrijdend gedrag structureel – en dat maakt het alleen nog maar erger voor de slachtoffers, want die krijgen het idee dat ze zich aanstellen, of krijgen er soms zelfs de schuld van.

Neem die vrouw die als klein meisje gedwongen werd zich uit te kleden, waarna kinderen zand in haar broekje stopte, waarna ze aan de piemel van een jongen moest likken. Haar moeder zag het van een afstand gebeuren en gaf haar dochter op haar kop omdat ze vieze spelletjes had gedaan. ‘Die vrouw moest verschrikkelijk huilen toen ze dit vertelde. Haar hele leven was erdoor bepaald.’

En ja, het probleem kan ook juist worden óverschat. Cliquet vertelt over kinderen die tikkertje deden op het schoolplein. Een jongen raakte een meisje in de schaamstreek – expres of niet is niet bekend. ‘Het meisje kwam huilend thuis, haar vader haalde de politie erbij, het werd een groot drama. Iedereen reageert vanuit zijn eigen achtergrond. Het blijft heel moeilijk om in te schatten.’

Hoe vaak misbruik tussen kinderen voorkomt durft ze niet te zeggen. Wel vermoedt ze dat het vaker gebeurt en verder gaat dan vroeger, bijvoorbeeld omdat kinderen meer seksueel getinte beelden zien op televisie en internet.

In negen van de tien gevallen hebben de gewone doktersspelletjes geen gevolgen. Wat maakt dat sommige kinderen verder gaan? Soms is het kopieergedrag, vertelt Cliquet. Ze maakte een jongetje van 2,5 jaar mee dat bij meisjes op de crèche de broekjes omlaag trok, hun schaamlipjes uit elkaar trok en precies wist waar hij het potlood moest inbrengen. Het kind bleek thuis samen met papa porno te kijken. En soms worden de daders zelf misbruikt, al is ze erg terughoudend om dit te zeggen, want haar zinnen worden nogal eens uit hun verband gerukt, zegt ze. ‘Ouders van slachtoffers gebruiken dit om de dader zwart te maken: zie je wel, die ouders deugen niet. Dat kind wordt zélf misbruikt.’

De daderkinderen zijn zich meestal van geen kwaad bewust, weet de therapeute. Ze heeft cliënten die de confrontatie aangingen met hun misbruikers. ‘Die schrokken zich vaak rot, ze hadden zich nooit gerealiseerd dat de ander er zo’n last van had gehad.’

De gevolgen lijken volgens Cliquet veel op die van seksueel misbruik door een volwassene: verdriet, schaamte, schuldgevoel, woede. Wantrouwen. Depressies. Een verstoorde seksuele ontwikkeling, slachtoffers kunnen dader worden, moeite krijgen met autoriteiten of in destructieve relaties belanden.

Wat er bij misbruik door kinderen vaak nog bij komt, is de verwarring. Hoe kleiner het leeftijdsverschil tussen dader en slachtoffer, zegt Cliquet, hoe groter het loyaliteitsgevoel. Want: we waren toch vriendjes?

seksueel misbruik (3)

Wouter wist eigenlijk wel dat het niet deugde wat zijn buurjongen deed. De eerste keer was tijdens een kampeervakantie, hij was acht en Michiel tien. Ze lagen samen in een tent. Na die tijd gebeurde het nog een keer of vier, over een periode van een paar weken, en het ging ver, heel ver. Hij had het op dat moment niet door, maar technisch gezien hadden ze gewoon volwassen seks gehad. ‘Het duurde even voor ik besefte wát er was gebeurd, en ik ging er in eerste instantie in mee. Dat is ook waarmee ik in conflict kwam: ik had niet eerder gezegd dat het moest stoppen. Als het bij voelen was gebleven, waren de gevolgen minder heftig geweest, daar ben ik van overtuigd.’

Wouter is nu 25, en hij herinnert zich sommige dingen heel helder, andere gefragmenteerd. ‘Toen ik besefte: wacht even, dit wil ik niet, toen heb ik dat tegen hem gezegd. Daarna is het ook nooit meer gebeurd.’

Hij weet nog dat hij op zijn bed zat, huilend, in de war, hij twijfelde of hij het aan zijn moeder moest vertellen. Wat zouden dan de gevolgen zijn? ‘Ik was bang. Klein. En Michiel was mijn vriendje, ik zou een verrader zijn als ik het verder zou vertellen.’

En dus nam de jonge Wouter een besluit. Nooit zou hij zijn geheim met iemand delen. Hij besloot door te gaan met zijn leven alsof het niet gebeurd was. Hij ging naar school, haalde goede cijfers, ging studeren, kreeg baantjes.

Maar al die tijd was er die tergende onzekerheid over zijn lichaam, die vragen die bij vlagen door zijn hoofd vlogen – had ik het echt niet kunnen voorkomen? En waarom ik? En toen hij op school bij de seksuele voorlichting leerde over soa’s en hoe je ze kon krijgen, schrok hij – dat had hij ook gedaan, zou hij nu ook zo’n ziekte hebben?

Hij vertelt het luchtig, bij een broodje. Zegt: ‘De klachten die ik had lijken op die van mensen die seksueel misbruikt zijn,’ alsof hij dat zelf níet is. Het woord ‘misbruik’ gebruikt hij liever niet. ‘Dan lijkt het alsof ik op zoek ben naar erkenning. Het was meer een soort samenspel.’

Een jaar of drie geleden ging het helemaal mis.

Wouter, inmiddels begin twintig en net op kamers, zat op zijn kamer een tentamen voor te bereiden. ‘Ineens begon ik te zweten. Dat had ik wel eens vaker gehad, maar dan sprak ik mezelf toe: joh, doe normaal, zo erg was het nou ook weer niet, en dan ging het weer over. Maar nu ging het niet meer weg.’

Hij deelde het verhaal met een seksuoloog, zij benadrukte dat hij heus niet de enige was. In eerste instantie was hij gerustgesteld, maar al snel was dat nare gevoel terug – en nu was hij ook nog verward: mócht hij zich er soms niet druk om maken?

Een paar maanden later vertelde hij het zijn ouders. ‘Ik moest een jongerenkamp leiden, maar ik had mijn hoofd er niet bij. Niet echt handig als je een verantwoordelijke taak hebt.’

Zijn ouders schrokken zich rot. Ja, ze hadden wel door dat hun zoon afwezig was, ze hadden een goede band, maar dit zagen ze niet aankomen. ‘Mijn moeder was het meest overstuur. Zij voelde zich schuldig dat ze me toen had laten meegaan op die kampeervakantie. Mijn vader hamerde erop dat het niet mijn schuld was. Dat heeft me goed gedaan.’

Later vertelde hij het aan een van zijn beste vrienden. Zíjn reactie hielp zo mogelijk nog meer. ‘Je ouders staan altijd achter je, onvoorwaardelijk. Maar toen die vriend óók schrok, was dat een soort erkenning. Dat het écht heel erg was. En dat ik er écht niets aan kon doen.’

Wouter kreeg traumatherapie bij Kate Cliquet. En hij praatte, veel en lang. Het verwerkingsproces was heftig. ‘Mijn onbevangenheid was weg door wat er was gebeurd. Het wás er altijd, soms meer op de voorgrond, soms sluimerde het. Eigenlijk deed ik alles maar half. Bij een baantje werd ik ontslagen, de sfeer was er erg hard, ik was daar gevoelig voor en kon er niet aarden. Mensen die ik ontmoette, deelde ik onbewust in: die had het vast wél kunnen voorkomen, en die niet. Ik kon moeilijk ontspannen, was altijd moe, zat veel in mijn hoofd. Het kostte me heel veel energie om de gewone dagelijkse dingen te doen. Alsof er een soort grauwsluier over mijn hele wereld hing.’

Uiteindelijk leerde hij accepteren dat het misbruik nu eenmaal invloed op zijn leven had. ‘Lange tijd heb ik geweigerd om mijn leven aan te passen. Ik wilde me niet klein laten krijgen. Ik ben nogal perfectionistisch, toegeven voelde als falen. Maar na de therapie besloot ik: manmoedig doorgaan is zinloos, ik accepteer alle gevolgen die het heeft gehad. Sindsdien lukt het me veel beter om het los te laten.’

In eerste instantie waren hij en Michiel gewoon vriendjes gebleven. Na de basisschool gingen de jongens naar verschillende scholen en verwaterde de vriendschap. Later verhuisden beide gezinnen. De ouders bleven sporadisch contact met elkaar houden, maar ook dat bloedde langzaam dood. Wouter en zijn ouders kozen er bewust voor Michiels ouders niet in te lichten. ‘De kans is heel groot dat ze het gaan bagatelliseren. Voor hetzelfde geld geven ze hun eigen draai aan het verhaal en gaat hun versie de hele buurt door.’

Michiel zag hij nog een paar keer. De eerste keer kwam hij hem tegen in de stad. Wouter schrok heel erg, maar er was geen contact, zijn oude buurjongen liep door. ‘Een andere keer kwam ik hem tegen in de kroeg. Ik dacht: ik kan nu niet doen alsof er niets aan de hand is. Dus ik zei: “Weet je wel dat ik heel veel last heb gehad van wat er toen gebeurd is?” Hij reageerde verbaasd en wist van niets, zei hij, waar had ik het over?’

Bizar, vindt Wouter. ‘Als iemand mij zoiets vertelde zou ik me rot schrikken: gozer, wat vertel je me nu? Laten we even ergens gaan zitten waar we rustig kunnen praten. Niets daarvan. Dus óf hij weet het echt niet meer, óf hij weet het nog wel – en dan is hij gewoon een klootzak.’

Wouter denkt niet dat Michiel hem heel bewust heeft misbruikt, of dat hij heel manipulatief was – daarvoor acht hij hem simpelweg niet slim genoeg. Volgens Wouter zat zijn buurjongen tegen laagbegaafd aan. ‘Bij het stoeien sloeg hij me wel eens helemaal verrot met een kussen. We moesten lachen, maar hij had duidelijk moeite met grenzen.’

Nee, hij haat Michiel niet. ‘Als ik nou superhard gedwongen was, of er waren meer, oudere kinderen bij geweest, dán was er haat geweest. Dit was meer een samenspel dat uit de hand liep. Goed, hij begon, ik was zelf nooit op het idee gekomen. Maar om hem een dader te noemen? We waren kinderen. Ik, maar hij ook.’

Sommige namen in dit artikel zijn om privacy-redenen gefingeerd.

De illustraties bij dit artikel zijn gemaakt door Tammo Schuringa.

 

 

Reacties zijn gesloten.