Myn leave Ljouwert

ljouwert1

Trouw, 20 augustus 2016

Als je ooit een echt grote liefde hebt gekend, zal je daar alle latere ervaringen aan spiegelen. Zo vergaat het Karin Sitalsing met haar stad, Leeuwarden. Heimwee is haar deel als ze in Groningen belandt. ‘We sloten een pact. Het was een soort jawoord.’

De liefde was er meteen.

Het was een maandagochtend, 1 maart 1999, toen ik uit de trein stapte in Leeuwarden. Ik was 22 en had een grijze broek aan en nette schoenen – ik ging tenslotte op sollicitatiegesprek. Ik was onbevangen en onbevooroordeeld en nog nooit in Friesland geweest, wist er niks van, behalve dan de dingen die iedereen weet: vlag, taal, Elfstedentocht, Piet Paulusma. Voor ik van huis ging, had ik nog snel even opgezocht wie de CdK was – leek me handige kennis voor een wannabe regioverslaggever bij het Friesch Dagblad.

De redactie huisde op een treurig industrieterrein. Het regende. Na het gesprek liep ik een rondje door de stad.

De zon brak door.

Nee, ik liep niet door de prachtige Prinsentuin, noch slenterde ik door de snoezige straatjes rond de Grote Kerk, langs het statige Stadhouderlijk Hof of het geboortehuis van Mata Hari. Ik bleef in de grote winkelstraten plakken omdat ik bang was te verdwalen. Maar als je niet eens de mooiste kanten ziet en toch verliefd wordt, dan moet het wel echte liefde zijn.

Want dat gebeurde. Ook in mijn hart brak de zon door. We sloten een pact, Leeuwarden en ik, een soort jawoord was het, met voor- en tegenspoed en ziekte en gezondheid en alles erop en eraan.

Ik belde mijn moeder vanuit een telefooncel op het Zaailand, toen nog een tochtig waaigat met olifantenstallingen. Ik zei: geen idee of die baan wat wordt, maar zo ja, dan komt het wel goed. Ik kan het wel, hier in deze stad.

Binnen twee dagen vond ik een flatje, tien minuten fietsen van de krant. Ik híeld van mijn studiootje, weliswaar een piepklein donker hol, maar het was míjn piepklein donker hol. Ik hield van het balkon dat uitkeek op het groen, waar ik uren kon luisteren naar het geruis van de bomen. Althans: dat zou kunnen, als ik niet altijd de hort op was.

Want mijn collega’s bleken fantastisch. Ze namen ‘die nieuwe’ op sleeptouw, mee naar feestjes, etentjes en evenementen die, vonden ze, beslist bij mijn ontgroening hoorden. In mijn eerste zomer stond ik te juichen bij de finish van de fietselfstedentocht in Bolsward, verbaasde ik me over de rituelen rondom de PC in Franeker en ging ik mee naar een wedstrijd van SC Heerenveen. Een collega nam een kievitsei voor me mee dat ik kookte volgens zijn instructies. En bij hem thuis at ik potstro. En al die nachten in de kroeg, die nachten waarin we plannen smeedden voor het verhaal van de eeuw, de primeur die de wereld op haar grondvesten zou doen schudden. Met door spiritualia ingegeven bravoure waren we Hemingway, Hunter S. Thompson en Woodward en Bernstein tegelijk.

Ik hield van Friesland, maar het allermeest van mijn stad.

Och, Leeuwarden.

ljouwert4

Ik dacht er vaak en lang over na: waar komt die liefde precies vandaan?

Nee, het is niet de allermooiste stad waar ik ooit was, en nee, we hebben ook geen lange geschiedenis, integendeel: ik ben geboren en getogen in Brabant, maar in Leeuwarden voelde ik me thuizer dan dáár.

Misschien is het omdat het de eerste plek was waar ik echt voor mezelf zorgde, mijn eigen geld verdiende en alles kon doen wat eerder niet kon, als een soort uitgestelde jeugd. Tijdens mijn studietijd was ik noodgedwongen braaf geweest omdat ik in een onbetaalbaar land woonde, maar nu kon ik de schade inhalen. Misschien is het omdat ik er voor het eerst van mijn leven alleen woonde – niemand die mijn muur te paars vond of mopperde als ik te vroeg naar bed ging of wéér pizza at. Misschien is het omdat eerste keren nu eenmaal veel indruk maken. Misschien omdat ik me vol in het avontuur stortte en vol gas genoot, zonder reserves.

Het waren maar vijf jaren, maar vijf heel intense jaren waarin ik heel hard leefde.

Want het onvermijdelijke gebeurde: ik ging er weg.

Een eerder vriendje had ik nog genadeloos aan de kant gezet omdat ik niet uit Leeuwarden weg wilde. Nu kwam ik iemand tegen die wél stevig met mijn stad concurreerde. En nee, hij kon niet weg uit Groningen – iets met werk, iets met bereikbaarheidsdiensten.

Ik moest kiezen.

Het ging, zoals de Britten zeggen, kicking and screaming. Er gingen maanden van twijfel aan vooraf. Ik hield nog een jaar mijn flatje aan. Ik wist wel wat ik wilde. Ik wilde niet.

Ik ging.

Ik suste mezelf: Groningen, kom op, een uurtje verderop, waar hebben we het over?

Het uurtje leek wel een jaar.

Ik aardde moeilijk in mijn nieuwe stad, ook al was dit nou Groningen, het levendige en mondaine Groningen, waar ik het dorpse en suffe en kneuterige Leeuwarden snel zou vergeten, had iedereen me beloofd, ook mijn vrienden uit Leeuwarden, die gek zijn op Groningen.

Maar iedereen had het mis.

Begrijp me goed: Groningen is fantastisch. Maar ik was er doodongelukkig en had gewoon verschrikkelijke heimwee. De honderden kroegjes en restaurantjes, de Martinitoren – ze konden me allemaal gestolen worden. Ik had het allemaal zo ingeruild voor nog één nacht aan de toog van de Stroohoed.

De situatie hielp niet. Ik had geen baan, probeerde het als freelancer, wat niet meeviel in een stad waar ik niemand kende, behalve mijn geliefde. Ik woonde op zevenhoog op een sneue flat in een treurige jarenzestigwijk, elke smoes greep ik aan om weer even te snuffelen aan myn leave Ljouwert, want dáár was nog steeds mijn leven. Steeds als ik na zo’n bezoekje terugkwam in de sneue flat in de treurige jarenzestigwijk had ik een brok in mijn keel.

ljouwert3

“Als je hier echt zo ongelukkig bent, moet je misschien maar weer dáár gaan wonen”, verzuchtte mijn liefde tijdens zo’n drama-avond. Ik voelde me verscheurd, want ik wilde bij hém zijn. Maar een ander deel van me had een koffertje klaarstaan in de gang.

Ik bleef.

We verhuisden van de sneue flat naar een poppig huurhuisje aan de rand van het Noorderplantsoen. Ik krabbelde op, maakte vrienden en een eigen leven. En steeds als ik dacht: nu is het over, nu heb ik mijn draai gevonden, nu moet het maar klaar zijn met dat gedweep over een stad waar ik niet meer woon – dan kreeg ik weer een stomp in mijn maag.

Want als ik dan weer eens in Leeuwarden was, bleek het nog láng niet over. Op de vijfhonderd meter van Zaailand naar Oldehove kwam ik drie bekenden tegen. Liep ik mijn oude stamkroeg binnen, dan zei de barkeeper gewoon hoi zonder het raar te vinden dat ik daar was.

Ook na al die jaren.

Leeuwarden was een ex-geliefde die ik maar niet kon loslaten. Zo’n zwijmel-ex met wie je het fijn en leuk en perfect had, met wie het alleen maar stuk ging op verstandelijke gronden, maar over wie je gevoel nog steeds de baas is.

Zucht.

Het bleef knagen. Ook na vijf jaar. Na zeven. Na tien. En toen kwam ik, een jaar of twee geleden, op een wild en briljant idee. Mijn vriend kon misschien niet in Leeuwarden werken, maar ík wel.

Ik had het nog niet goed en wel uitgedacht, toen vriend K. me appte: wanneer ben je weer in Leeuwarden? Wéér die zon op het goede moment. Vriend K. was meteen enthousiast, en zo schoof ik een dag per maand bij hem aan op kantoor.

Ik knapte enorm op. Combineerde mijn ‘Leeuwarden-dagen’ met zakelijke afspraken en etentjes met vrienden. Op een dag liep ik over de Kelders, van mijn auto naar het flexkantoor en dacht ineens: ik ben een soort kind van gescheiden ouders, en Groningen en Leeuwarden zorgen allebei voor me, om beurten, als een soort co-ouderschap. Ik heb ze allebei nodig.

De zon scheen, en ik glimlachte.

Ook al heb ik al maanden niet meer op het flexkantoor in mijn andere stad gewerkt: alleen al de wetenschap dat het kán, dat er een metaforisch bedje klaarstaat in de veilige herberg, is genoeg. Ik had het nooit gedacht, maar sinds ik weer met één been in Leeuwarden woon is die schrijnende pijn weg.

En gek genoeg vind ik Groningen nu óók een stuk leuker. Want in al die jaren dat ik er woon (officieel 11, officieus 12) en me zo hardnekkig verzette, ben ik stiekem ook heus van Groningen gaan houden. Zo zeer dat er een koopwoning kwam – en toen het terras van dat huis precies zo bleek te klinken als mijn balkonnetje in Leeuwarden (de ruisende bomen!), was ik zielsgelukkig.

Kiezen is voor mietjes. Ik vond mijn draai en het geluk in Groningen, maar om dat te bereiken, moest ik wel zeker weten dat ik niet hoefde te kiezen.

Jarenlang dacht ik dat ik het gevecht tegen de heimwee moest staken, dat er geen toekomst kon zijn als ik in het verleden bleef hangen. Maar toen ik uiteindelijk, moegestreden, gewoon aan het gevoel toegaf, bleek dát de oplossing. Ik heb gewoon af en toe een shotje Leeuwarden nodig, de arm van de stad om me heen. Dan komt alles goed, dan klopt het weer.

“Het is oké”, fluistert mien stadsje tegen me als ik er ben.

“En ja, ik weet het. Ik ook van jou.”

ljouwert2

 

De foto’s bij dit artikel zijn gemaakt door Harmen Meinsma. Hij zit in het vierde jaar van de Willem de Kooning Academie in Rotterdam. Harmen heeft een uitbundige stijl van fotograferen. ‘Ik werk meestal in de studio. Ik had zin om voor deze productie helemaal uit de band te springen en een nieuwe richting in te slaan.’

Hij regelde een koets, paarden, een model, visagist, haarstylist, ontwerper en assistent en toog naar Friesland. ‘In mijn werk zet ik mensen graag op een voetstuk. Op deze foto’s heb ik het model neergezet als Leeuwarder royalty.’ Harmen omschrijft de fotoshoot als ‘een heerlijke psychose.’

Reacties zijn gesloten.