Vrij Nederland, 2 maart 2013
In Leeuwarden wonen vijftig meisjes en jonge vrouwen, op de vlucht voor hun familie of hun loverboy, in een ‘veilige veste’, een opvallend pand met wapperende vlaggen. Vrij Nederland liep een week mee.
Jeroen was Roos’ eerste vriendje. Zij was zestien, hij een jaar ouder, ze waren smoorverliefd, geen vuiltje aan de lucht. Maar het duurde niet lang, of Jeroen bleek niet zo perfect als hij leek. Als Roos geen zin in seks had, verkrachtte hij haar, want hij had er toch zeker gewoon recht op? Soms sleurde hij haar aan haar haren de trap af. Ze bleef bij hem. ‘Hij zei dat ik lelijk was, een hoer, dat ik blij mocht zijn dat ik hém had. Ik geloofde alles wat hij zei. Ik kon geen kant op, met mijn familie en vriendinnen had ik geen contact meer.’
Ze bleef, ook toen er steeds meer foute vrienden over de vloer kwamen. Ook toen het huis waar ze samen met Jeroen woonde het zenuwcentrum werd van een grootschalige handel in harddrugs. Van drugs gingen de mannen over op wapens, van wapens op vrouwen. Geregeld vielen er klappen. Eén keer keek Roos recht in de loop van een geweer. ‘Gelukkig werd ik er alleen maar mee neergeslagen.’
Roos is nu negentien en woont sinds een maand of vier in De Veilige Veste, de vorig jaar mei geopende opvanglocatie van Fier Fryslân – een expertise- en behandelcentrum op het gebied van geweld in afhankelijkheidsrelaties. De Veilige Veste staat, in tegenstelling tot eerdere opvangplekken van de organisatie, niet op een geheime locatie. Op het gebouw staat met grote letters ‘Veilige Veste’ en ‘Fier Fryslân’. Het pand werd spectaculair geopend: motoragenten begeleidden de meiden naar hun nieuwe onderkomen, de foto’s hangen in de gang.
Die openheid betekent niet dat iedereen zo maar binnen kan – verre van. Het gebouw is voorzien van driedubbel, kogelvrij glas, een beveiliger, vierentwintig uur camerabewaking. Zonder pasje kom je het gebouw niet in. En: De Veilige Veste staat naast het politiebureau – in geval van nood is de politie er binnen twee minuten.
We zijn een veste, met een moderne slotgracht en ophaalbrug’, zegt directeur Linda Terpstra.In het digitale tijdperk duurt het volgens haar een jaar of drie, vier voor een geheime locatie bekend wordt. ‘Wie goed zoekt, vindt. We moesten steeds verhuizen, het was geen doen. Met alle beveiligingsmaatregelen zitten we hier veiliger dan op de anonieme locaties.’ Voor echt heel grote noodgevallen heeft Fier nog steeds vier geheime opvanglocaties. ‘We kunnen altijd nog uitwijken, mocht het nodig zijn.’
In De Veilige Veste wonen in totaal zo’n vijftig meisjes en jonge vrouwen, verdeeld over de afdelingen Asja, Zahir en Metta (zie kader).
Roos woont op Asja, de afdeling voor meiden van 14 tot en met 23 die door dwang, geweld of misleiding in de gedwongen prostitutie zijn beland, of voor wie dit een grote dreiging is. Velen komen uit de Randstad, maar Roos niet, zij komt uit een dorp in Groningen. Ze heeft lang rood haar en een noordelijk accent. ‘Toen ik hier net kwam, praatte ik heel plat.’
Het is woensdagochtend als de meisjes aan een grote tafel zitten, in een lesruimte van De Veilige Veste, met een leeg vel papier voor zich, in het midden een doosje kleurpotloden. Ze hebben les, de zogenoemde module. Die hebben ze vier dagen in de week, elke dag een ander onderwerp – dus bijvoorbeeld op dinsdag ‘Grip op je Dip’, op woensdag ‘Loverboys’. Na vier keer wordt een module afgesloten en begint er een nieuwe. Deze ochtend staat de module ‘seksualiteit’ op het programma. ‘Dat is een moeilijk onderwerp voor ze’, licht begeleidster Grytsje toe. ‘Vanwege hun ervaringen.’
De opdracht staat op het whiteboard: teken een situatie waarin een jongen en een meisje elkaar ontmoeten. Er moet een oudere persoon in voorkomen – wie mogen de dames zelf weten: een ouder, een leraar… ‘En het hoeft niet over jezelf te gaan’, zegt Grytsje.
De begeleidster heeft een lege doos meegenomen waar de meiden vragen in mogen stoppen die ze niet in de groep durven te stellen. De volgende week zal ze die behandelen.
‘Rare vragen bestaan niet’, zegt Grytsje. ‘Laatst vroeg iemand bijvoorbeeld waarom iedereen seks toch zo fijn vindt. Als je een rotervaring hebt gehad, is dat een heel logische vraag.’ Maar stel dat ik er als enige een vraag in doe, dan weet iedereen straks dat die van mij komt, zegt een meisje bezorgd. Nee hoor, want Grytsje schrijft zelf ook een vraag op. Dan durft de rest ook. Aarzelend pakken de meisjes pen en papier.
Roos heeft alleen maar vragen waarop geen antwoord is, verzucht ze. Waarom zou ze die stellen, het heeft toch geen zin. ‘Op alle vragen is een antwoord’, probeert Grytsje nog. Maar als Roos haar stem verheft valt toch iedereen even stil.
‘Weet je wat ik wil weten? Waarom jongens meisjes verkrachten. Waar al die mensen het recht vandaan hebben gehaald om mijn leven kapot te maken. Dát zijn mijn vragen.’
Ondertussen gaat de tekenopdracht gewoon door. De donkerblonde Annelies tekent een jongen die een meisje komt ophalen. Haar vader staat in de deuropening en wenst ze veel plezier. ‘De jongen heeft zich net aan haar vader voorgesteld’, zegt ze. ‘Ik hoop dat het bij mij ook ooit zo wordt. Dat mijn vader niet denkt: waar komt ze nú weer mee thuis?’
Het wordt lastig, zucht ze, ze heeft zo veel gelogen en bedrogen, ze snapt dat het erg moeilijk wordt om het vertrouwen van haar ouders terug te winnen.
‘Ik hoop dat het ooit zo wordt voor jou’, zegt Roos. Maar ja, met Jeroen ging in het begin ook alles perfect.’
Roos weet nog precies hoe het was, die jaren in dat broeinest van smerige zaakjes. ‘Geregeld kwamen er mensen langs, pakketjes ophalen. Ik kreeg instructies, wie er langskwam en wat ik dan moest doen. Als ik niet gehoorzaamde, sloegen ze.’
Verliefd op Jeroen was ze toen al lang niet meer. ‘Achteraf denk ik: misschien dacht ik wel dat ik hem kon redden.’
Op een avond, ze lag al in bed, hoorde Roos Jeroen en zijn vrienden praten over een club. Een vriend van een vriend had daar jonge meisjes werken, vooral uit het Oostblok. Ze hoorde de mannen praten, het beviel haar niks, ze zeiden ‘club’, maar zij wist wel beter, een bordeel was het, en ze was doodsbang dat zij daar ook zou belanden. Geregeld waren er bezoekjes aan de ‘club’, een vrouw bracht er om de zoveel tijd tampons en andere spullen heen. Roos kwam er ook een keertje. ‘Die vrouwen werden onderling verkocht, het was een levendige handel.’
Niet lang daarna zag ze haar kans schoon.
Op een avond, ze was alleen thuis, vluchtte ze het huis uit, naar de enige vriend die ze nog had. Urenlang praatte ze met de moeder van die vriend. Zij belde Roos’ ouders. Roos belandde in de crisisopvang, maar Jeroen ontdekte waar ze zat en dreigde haar te komen halen. ‘Ik wilde voor de trein springen. Ik zag niet hoe ik ooit zou kunnen ontsnappen. Ik had toch niemand meer, wat maakte het uit?’
Nu zit ze bij Asja. Ze heeft een nieuw vriendje, een écht goeie jongen dit keer. Hij weet stukjes van haar verleden. ‘Ik wil hem graag helemaal vertrouwen, maar durf hem niet alles te vertellen. Nog niet.’
Als ze hier ‘goed wegkomt’, neemt haar moeder haar mee naar New York, vertelt ze, grijnzend. ‘Daar droom ik al van sinds ik een klein meisje ben.’
De openheid van De Veilige Veste heeft voordelen voor de behandeling, zegt Linda Terpstra. ‘Voorheen ontvingen we ouders op het hoofdkantoor van Fier of op het politiebureau. Nu kunnen ze de kamer van hun kind zien. Wat is beter voor het herstellen van contact dan weten waar je kind woont, en hoe? Eigenlijk zijn we een soort snelkookpan, we werken aan het probleem maar laten ook andere factoren meetellen. Alles is in één: behandeling, opvang, school, sport. De totaliteit.’
En, ook niet onbelangrijk: het is een statement. ‘Deze kinderen zijn hun hele leven al opgesloten en opgejaagd. Als je wil dat geweld stopt moet je er een algemeen en publiek thema van maken. Open, zichtbaar. Laat maar zien.’
Directeur Anke van Dijke valt haar bij. ‘We hebben erg goed nagedacht over dit gebouw. Er is licht, ruimte, kleur. Warme kleuren, het voelt als een thuis, we wilden geen klinische sfeer.’ De Veilige Veste heeft een sportterrein, een sportzaal, en binnenkort dieren op het terrein. Eind januari kwamen de minizwijntjes al. Binnenkort krijgen ze gezelschap van mini-ezeltjes. De slaapkamers hebben geen nummers, maar grote deurposters, elke kamer een andere, zodat iedereen haar eigen kamer herkennen. Heel belangrijk in de Fier-filosofie: de meiden zijn geen nummers.
‘Met al die aandacht zeggen we: jij bent meer dan de moeite waard. Ook al heeft de hele wereld zijn handen niet thuis kunnen houden: jij bent de moeite waard. Dit pand is de totale visie van Fier, vertaald in een gebouw.’
Die vriendelijke uitstraling vertaalt zich ook terug in de aanpak. De afdelingen hebben namen met betekenis: Asja betekent ‘nieuw leven’, Zahir ‘zichtbaar’, Metta ‘liefdevolle aandacht’. Asja komt zowel in het Hindi als in het Arabisch voor, Zahir is Arabisch en Metta Sanskriet. ‘We hebben gezocht naar mooie, krachtige, betekenisvolle namen’, zegt Van Dijke. ‘We hebben meiden en vrouwen in huis uit de hele wereld.’
De bewoners zijn geen patiënten of cliënten, maar meiden. Van Dijke: ‘Meisjes en jonge vrouwen die hier komen, hebben meestal al een hele geschiedenis in instellingen en vragen soms bezorgd waarom we geen isoleercel hebben. Hoe moet dat als ik uit mijn dak ga? Nou, zeggen we dan – dan ga je gewoon even naar je kamer. En voor wie ’s nachts enge dromen heeft of een herbeleving is er een bed op de kamer bij de wakende wacht.’
‘Ha!’ de strijdkreten galmen door de sporthal. De dames van Zahir hebben weerbaarheidstraining, ze staan in een kring. Ze zijn 14 tot 23 en wonen bij Zahir omdat ze te maken hebben met eergerelateerd geweld en de dreiging van eerwraak. Trainer Jantien staat in het midden, ze heeft stootkussens om haar onderarmen en loopt de kring rond. De meiden moeten een voor een eerst haar slagen afweren, daarna naar achteren stappen, ‘stop!’ roepen, en vervolgens zelf terugslaan. Het eerste rondje slaan ze nog aarzelend, soms giebelig. Maar Jantien zweept ze op, steeds zekerder worden de slagen. ‘Yes’, roept de trainer. ‘Wat een krácht!’
Het derde rondje wordt twee meisjes teveel, ze barsten in huilen uit. Een van hen zit strak in de make-up, net bij de lunch voerde ze nog het hoogste woord. De ander draagt een hoofddoek – de enige van deze groep. Het is de zestienjarige Lina. Zij zit nog maar twee weken bij Fier. ‘Ik moet steeds weer aan al die dingen denken’, snikt ze.
Lina was zes jaar toen een vreemde vrouw haar uit haar huis in Algerije haalde en meenam naar Europa. Ze zou daar naar school gaan, beloofde ze haar, een goede toekomst tegemoet. In werkelijkheid werd ze tien jaar lang opgesloten en gebruikt als slavin in de huishouding. Ze werd geslagen, geschopt en bedreigd. ‘Ik moest schoonmaken met ammoniak, het deed pijn aan mijn ogen, ik huilde, maar het moest toch. Als ik boodschappen deed, vroegen de mensen in de winkel wel eens of ik niet naar school moest. Dan verzon ik een smoesje. Ik werd er steeds beter in.’
De vrouw noemde Lina ‘werkster’, ‘ezel’ of ‘hond’, nooit bij haar naam. Als ze vriendinnen op bezoek kreeg, zei ze dat Lina haar nichtje was. Een keer sneed Lina de knoflook die ze had moeten persen. De vrouw hield haar een mes tegen de keel.
Een keer liep Lina weg. De zoon van haar ontvoerster vond haar en bracht haar terug. Als ze dat nog één keer probeerde, zou hij haar vermoorden, zwoer hij. ‘Hij zei: je hebt geen papieren, ik dump je lijk hier achter de flat, niemand zal je ooit kennen of missen.’
Toch verzamelde ze moed – wat had ze te verliezen? ‘Ik heb iets op mijn hoofd gezet en ben ontsnapt. Ik ben gaan zwerven, leefde vier weken lang op straat, ik sliep in moskeeën, mensen daar gaven me te eten. Ik was doodsbang.’
Op een dag kwam ze een vrouw tegen. ‘Is er iets?’, vroeg die. ‘Ze moet het in mijn ogen hebben gezien. Ik twijfelde, kon ik haar vertrouwen? Maar ik kon niet meer, heb mijn hart bij haar uitgestort. Ze nam me mee naar huis, gaf me te eten en zette me onder de douche. Bij het consulaat en Jeugdzorg heb ik het hele verhaal verteld. Ik kon wel een of twee weken bij haar blijven, zei de vrouw. Ik bleef er twee maanden.’
Lina vertelt het in haar kamer op Zahir. Ze heeft haar hoofddoek losgeknoopt, ze voelt zich hier op haar gemak. Veilig. Dat ze net brak bij weerbaarheid, komt omdat het allemaal even veel te dichtbij kwam. Het slaan. Het geweld. ‘In de training moeten we voor onszelf opkomen. Maar dat heb ik nooit geleerd.’
Dalia, de vrouw die haar in huis nam, is een soort engel, ze moet op haar pad zijn gestuurd omdat ze zo’n goede moslima is, altijd bidt, haar hoofddoek draagt – Lina weet het zeker. ‘Ik bel haar elke dag. Laatst vertelde ze dat haar man liet vragen hoe het met hun dochter ging. Hun dóchter.’ Lina’s ogen lopen vol. ‘Eindelijk word ik door iemand gekénd’, snikt ze zachtjes.
Ondertussen is in de woonkamer het dagelijkse theemoment aangebroken. Elke middag om vier uur kruipen de meisjes even bij elkaar op de bank, de begeleiding komt er ook bij. De gesprekken tijdens het theemoment gaan over koetjes en kalfjes, over het eten, over de gordijnen die zo totaal niet passen bij de rest van de inrichting. Een meisje vraagt grinnikend of ze ze mag verven. Datzelfde meisje was vanochtend nog aan het mokken bij het ontbijt, ze weigerde te eten. ‘Eten is vaak een controlemiddel’, vertelt begeleider Mirjam. ‘We leven hier volgens een strakke regelmaat, het enige waar ze iets over te zeggen hebben is of ze wel of niet eten.’ Mirjam heeft het meisje aangesproken op haar voorbeeldfunctie, ze zit er al een tijdje. Dat is een gevoelig punt voor deze doelgroep, weet ze. ‘Ze vinden het heel belangrijk wat de rest van de groep vindt. Als ze een gele kaart krijgen, vinden ze dat vreselijk. De meisjes van bijvoorbeeld Asja gaan daar heel anders mee om.’
Structuur is erg belangrijk in De Veilige Veste. Regelmaat. Eten, televisiekijken – het gebeurt op gezette tijden. Regels zijn regels. Maaltijden beginnen en eindigen met een momentje stilte, en bij ontbijt en lunch eet iedereen twee boterhammen – de eerste hartig, de tweede mag zoet belegd. Roken mag om het uur, op het hele uur, in de rookruimte. Op weg naar therapie of school mogen de bewoonsters niet stiekem de lift pakken, maar moeten ze de trap nemen. Wie een regel overtreedt, krijgt een gele kaart. Tien gele kaarten is een gesprek met de teamleider en een officiële waarschuwing. Drie schriftelijke waarschuwingen betekent het einde van de opvang. Gele kaarten kunnen de meiden ook weer kwijtraken door goed gedrag, of door zich in het vervolg wél aan de regels te houden.
Natuurlijk gaat er wel eens iets mis. De meisjes hebben wel eens ruzie, ze bekvechten, ze zijn pubers. Maar Fier hanteert een duidelijke grens: wie geweld gebruikt, moet vertrekken. Ook als een meisje echt lak heeft aan de regels en zich aan geen enkele afspraak houdt, kan ze niet blijven. Samen met haar en haar ouders of voogd wordt dan gezocht naar een goed alternatief.
De begeleiding probeert te voorkomen dat het zo ver komt, door alert te zijn op oplopende spanning en daar zo vroeg mogelijk op te reageren. Gaat er iets mis, dan wordt er met de meiden bij stilgestaan: wat gebeurde er nou, en waarom? Als een meisje door het lint gaat en het is een incident, en ze ziet achteraf in dat het niet okee was, dan wordt ze niet uitgezet. Gebruikt ze bewust geweld, dan wel. Sinds De Veilige Veste in mei opende, is het één keer gebeurd dat een meisje de opvang moest verlaten.
Behalve gele kaarten zijn er kaarten voor goed gedrag. Die krijgen ze als ze bijvoorbeeld hun eerder vastgestelde leerdoelen halen. Wie tien positieve kaarten heeft, mag iets leuks: een uitje bijvoorbeeld. Op alle afdelingen heeft elk meisje een eigen kamer en per groep een woonkamer, keuken en badkamer. Op de koelkast hangt het schema met de huishoudelijke taken die de dames om toerbeurten verrichten.
Omdat zichtbare positieve aandacht zo belangrijk is voor de Zahirmeiden, hebben ze allemaal een bord voor positieve boodschappen – naast hun kamerdeuren, op de gang, voor iedereen te bekijken. Op de borden hangen briefjes, tekeningen en de kaarten voor goed gedrag die de leiding uitdeelt. ‘Wat heb je goed geholpen met schoonmaken’, staat er bijvoorbeeld op. De meiden schrijven elkaar ook briefjes. ‘Ik heb je eerst fout beoordeeld, je bent zo’n lief meisje en hebt een mooi hart, maar schat, beschuldig jezelf niet.’
Eline kreeg laatst een brief van haar moeder. Ze schreef er eentje terug, ze leest hem voor, in de kring bij emotieregulatietherapie, kortweg ERT. Therapeuten Stefan en Gea en de acht andere meiden luisteren. Het zijn de meisjes van Metta 3, de jongste groep van Fier.
‘Dank je voor de pasfoto. Je ziet er heel anders uit dan vijftien jaar geleden. Ook al ken ik je niet, je bent toch mijn moeder. En wat voor muziek vind je leuk? Ik ben inderdaad net vijftien geworden. Wat goed dat je dat nog weet.’
Tegenover Eline in de kring zit Femke, een kort meisje met zwart halflang haar. Zij had gisteren een slechte dag. Om zichzelf op te peppen, sloeg ze aan het knutselen. Het resultaat houdt ze omhoog, een schilderij met wijze spreuken. ‘Het slechte pad is sterk, maar het goede pad is sterker.’ ‘Stay strong and never give up.’ In het midden van de spreuken schilderde ze Perry, het vogelbekdier uit tekenfilmserie Phineas and Ferb. ‘Die vind ik vet schattig’, giechelt ze.
Al die wijze woorden zijn heel mooi, en je zegt ze tegen jezelf, zegt therapeute Gea. ‘Maar eigenlijk zou je willen dat je vader die tegen je zei, toch Femke?’
Dan breekt het meisje. Een onbedaarlijk, hartverscheurend snikken. De band met haar vader is nu niet sterk, hij brandt haar steeds af. Laatst nog, toen ze best goede cijfers had gehaald – het was niet goed genoeg, ze moest tienen halen. Morgen heeft ze een systeemgesprek, vaste prik in De Veilige Veste: een gesprek met het meisje en het ‘systeem’ om haar heen – ouders, verzorgers, opa’s, oma’s. Omdat vaak het hele gezin ontwricht is, worden alle gezinsleden bij de therapiesessies betrokken. Maar de grote vraag is: zal haar vader komen? Zijn vijfde kind kan elk moment geboren worden, en vorige keren liet hij haar ook zitten. ‘En ik heb hem zo hard nodig’, snikt Femke.
Gea heeft een idee. Als haar vader nou niet komt, dan komt Femke gewoon met háár praten, goed? En trouwens, zou ze niet op verlof kunnen bij haar vriendinnen, in plaats van bij haar vader? De zon breekt door op haar gezicht. ‘Dat wil ik heel graag. Ik wist niet dat het mocht.’
Stefan: ‘Denk je dat je vader morgen komt?’
Femke: ‘Nee. Maar ik wil het zo graag. Ik mis hem heel erg, maar ik ben ook boos. Ik heb het gevoel dat ik het helemaal alleen moet doen.’
Stefan: ‘Eigenlijk weet je wel dat je morgen met Gea praat, hè?’
Ze knikt.
Haar vriendinnen zijn alles voor haar, vertelt Femke. Het stukje muur op haar kamer dat niet vol hangt met foto’s van de boyband One Direction behing ze met foto’s van hen. ‘Mijn vriendinnen hebben me nooit laten vallen. Zij hebben me altijd geloofd.’
Drie jaar lang, van haar zevende tot haar tiende, werd Femke misbruikt door haar oom. Hij verkocht haar ook door aan andere mannen. Soms kwamen die bij de oom thuis, soms bracht hij haar ergens heen.
Ze dacht dat het normaal was, tot een ook misbruikt buurmeisje alarm sloeg. ‘Toen heb ik het aan mijn moeder verteld. Zij geloofde me, maar de rest van mijn familie niet. Die kon zich niet voorstellen dat mijn oom zoiets zou doen.’
Femke zocht haar heil in drugs en drank. Het werd te veel, ze kon niet meer, ze liep weg – ze belandde in de crisisopvang en uiteindelijk in De Veilige Veste, een halfjaartje geleden. Haar moeder had toen alle contact met haar verbroken.
Nu zit Femke bij Metta 3. De sfeer is hier totaal anders dan bij andere groepen. De meisjes zijn anders. Meisjesachtiger, aanhankelijker. Als ze niet bezig zijn met hun leren, eten, therapie of hun huishoudelijke taken, zitten ze haren te vlechten en nagels te lakken. Meidendingen te doen, kortom. Poes Ollie zit een speeltje achterna. In de hoek staat een houten poppenhuis.
Louise en Marlies koken vanavond, de pot schaft gekookte aardappelen, broccoli en kip – vegagehakt voor de vegetariërs. De meisjes schuiven aan, hongerig na het sporten. Aan tafel vertellen ze over hun weekendplannen, de sfeer is uitgelaten.
Na het eten kijken de meisjes Goede Tijden, Slechte Tijden, twee van hen pakken er een breiwerkje bij. In hun pyjama’s zitten ze op de bank, je vergeet bijna dat ze hier niet zijn voor de gezelligheid. Om negen uur verdwijnen ze naar hun kamers, die ze vol trots laten zien. Ze zijn behangen met kaarten, foto’s, posters, wijze spreuken. Eén meisje heeft een foto van Carice van Houten boven haar bed hangen, haar grote voorbeeld, ze wil ook actrice worden. Bij Eline ligt een babypop in bed, die heeft ze al sinds haar geboorte. Zonder morren of verzet gaan de meiden slapen, want ze weten: zo zijn de regels.
Vast ritueel is ook het dagboekje waarin alle meiden elke avond kort de hoogte- en dieptepunten van hun dag noteren. De begeleiding leest alle schrijfsels en schrijft er zelf iets onder. Heeft een meisje een goede dag gehad, dan komt er een sticker bij.
In het dagboek van Femke staat bij de minnetjes het zoveelste vervelende telefoongesprek met haar vader. Weer brandde hij haar af. ‘Maar papa’,had ze tegen hem gezegd, ‘ik ben vandaag wél mooi geïnterviewd voor Vrij Nederland!’
De zorg zoals Fier die biedt, staat onder druk. Directeuren Van Dijke en Terpstra maken zich grote zorgen over de voorgenomen transitie van de jeugdzorg en de vrouwenopvang, waarbij de gemeenten verantwoordelijk worden voor de zorg. Ze vrezen dat die ontwikkeling de doodsteek kan worden voor gespecialiseerde kennis, zoals ze die zelf hebben op het gebied van loverboys en eergerelateerd geweld. Als hun doelgroep wordt ondergebracht bij algemene instellingen, verdwijnt het specialisme en dus deze specifieke behandelvorm, voorspellen ze.
Maatwerk is nou net zo essentieel, weten ze, ze zien het alleen al binnen hun eigen organisatie – Asja, Zahir en Metta hebben allemaal hun eigen superspecifieke zorg. ‘Je kunt niet iedereen op één hoop gooien. In de medische wereld heb je ook ziekenhuizen die gespecialiseerd zijn in kanker, of brandwondencentra. Waarom kan dat niet ook in de zorg?’
De zogenoemde ‘stepped care’ – zorg die van licht naar steeds zwaarder gaat, een bijna automatisch gevolg als mensen van instantie naar instantie gaan – is in dit soort situaties funest, zegt Van Dijke. ‘Mensen die zonder resultaat bij een paar organisaties zijn geweest, krijgen het predikaat ‘moeilijke gevallen’. Dat heeft niet altijd het juiste effect. Soms moet je direct het specialisme inzetten om effect te kunnen sorteren. Wij hebben hier een jonge vrouw gehad die zei: “ik ben een junk en een hoer, verder kan ik niets.” Kom maar eens van die overtuiging af.’
Wat doet Fier Fryslân?
Zahir biedt opvang aan meisjes en jonge vrouwen die te maken hebben met eergerelateerd geweld (en de dreiging van eerwraak). Metta behandelt meiden van 12 tot en met 23 jaar met een dubbele diagnose (gedragsproblematiek en psychiatrische problematiek) in een klinische setting. Sommige meisjes wonen een paar maanden in de opvang, anderen wel twee jaar. Wie ernstig worden bedreigd woont op een andere, anonieme, veilige plek.
Elk meisje dat binnenkomt, moet als eerste haar mobiele telefoon inleveren. Dit als bescherming tegen foute contacten – ook kan de begeleiding zo in kaart brengen met wie ze contact heeft. De eerste maand mag ze alleen onder begeleiding naar huis bellen, op kantoor en met de telefoon op speaker. In de loop van de tijd kan een bewoonster vrijheden verwerven – zoals gebruik van telefoon, of boodschappen doen met een begeleider of met een ander meisje.
Op alle groepen is vierentwintig uur begeleiding aanwezig. Elk meisje heeft een eigen mentor. De dagbesteding bestaat uit allerlei soorten therapie en school: e-learning, of les van het Friesland College – de docenten komen vier dagen per week naar De Veilige Veste, iedereen leert op haar eigen niveau.
Jonge vrouwen voor wie na Asja, Zahir of Metta de stap naar huis te groot is, kunnen doorstromen naar Gaja: begeleid wonen met meer vrijheden. Wie op Gaja woont, gaat bijvoorbeeld zelfstandig naar school. Na Gaja kan een leerhuis volgen. Uiteindelijk is het de bedoeling dat alle meiden weer naar huis gaan of op zichzelf gaan wonen. De ouders worden dan ook steeds bij de therapie en gesprekken betrokken. Na overleg met mentor en ouders mogen de meisjes in het weekeinde op verlof.
De meeste meiden in De Veilige Veste worden ernstig bedreigd. Al hun namen en sommige andere feiten zijn daarom veranderd.
De foto’s bij dit artikel zijn gemaakt door Joost van den Broek.