Een Drentse drenkeling krijgt zijn naam terug

Trouw, 24 juli 2021

In 1945 verdween Henk Gritter uit Klazienaveen. Na jarenlang vermoeden staat het nu onomstotelijk vast: hij is écht de man die al ruim 76 jaar in een anoniem graf ligt. Eind vorige maand kreeg hij een steen en zijn naam terug.

Zestien jaar was Tino Gritter toen zijn 25-jarige broer Henk verdween. Nu is hij negentig en nog als enige over van het hele gezin. In een bruin jasje, das keurig gestrikt, zit hij op de speciaal neergezette stoel tegenover het graf. Op de stoel naast hem zijn echtgenote Jannie, een zilveren broche fonkelt op het revers van haar lavendelpaarse jasje. Ze zwijgen, kijken naar de Nederlandse leeuw, ingebeiteld in de cremekleurige steen. Naar de tekst: KONINKRIJK DER NEDERLANDEN, de naam daaronder: H. Gritter. De data: 29-1-1920 en 9-5-1945.

Drie kakelverse bloemstukken prijken op het graf. Een witpaarse combinatie van de politie, twee stukken in roodwitblauw, van de gemeente Het Hogeland en van de Oorlogsgravenstichting. Elex Kappen van de Werkgroep 4 mei Delfzijl legt een witte roos neer. De begraafplaats is verder verlaten.

‘‘Dat we dit nog mogen meemaken hè’’, verzucht Jannie, na een plechtige stilte.

Eigenlijk zou Tino Gritter er niet bij zijn, deze dinsdag in Uithuizermeeden. Het is een goed eind reizen vanuit zijn woonplaats Leersum, hij heeft een respectabele leeftijd en bovendien dementie, nicht Reny en haar man Cees zouden de honneurs waarnemen. Maar toen het telefoontje kwam: dat de steen gearriveerd was, dat die geplaatst zou worden, een bescheiden ritueel met bloemstukken, dat Henk Gritter daarmee eindelijk een officieel oorlogsgraf zou krijgen, riep Tino toch: ‘‘Maar daar wil ik bij zijn!’’ En dus is hij, zijn ze, hier.

Mondharmonica

Hoe belandt een 25-jarige Drent in een anoniem graf in het noorden van Groningen?

Het is 9 mei 1945, een woensdag met zwakke wind uit het zuid-zuid-oosten, als het binnenvaartschip ‘Joanna’ het Duitse Waddeneiland Wangerooge verlaat met aan boord 45 Nederlandse mannen. Samen met mannen uit onder meer Polen, Rusland, Frankrijk en België waren zij op het eiland als dwangarbeider ingezet om bunkers en militaire fortificaties te bouwen.

Twee weken eerder, op 25 april, hebben de geallieerden een luchtaanval uitgevoerd op Wangerooge. Daarbij zijn 140 militairen, 120 dwangarbeiders en 64 eilanders omgekomen. Van de in totaal 93 Nederlandse dwangarheiders zijn er 48 gesneuveld bij de aanval. De overige 45 gaan nu naar huis. Eén van hen is Henk Gritter.

De sfeer is uitgelaten, Nederland is vrij, de toekomst kan beginnen, het weerzien met vrouwen en kinderen is aanstaande, de opgeluchte mannen zitten in het stuurhuis, op de luiken en in het ruim, zal kapitein Baumeister later memoreren. ‘‘Als ik het me goed herinner werd er ook gezongen en speelde er iemand mondharmonica.’’

Maar dan.

‘‘Een enorme schokgolf veegde me van het schip af. Ik kwam in het water terecht en toen ik weer aan de oppervlakte kwam, zag ik juist het achterschip van de ‘Joanna’ wegzinken’’, zegt Baumeister. ‘‘Overal dreven mensen in zee en iedereen riep om hulp. Ik heb zwemmend nog wat wrakhout naar zee toe kunnen schuiven waaraan ze zich konden vastklemmen. Maar veel van hen waren gewond en hadden niet de kracht om zich vast te houden. Het groepje mensen werd steeds kleiner en door de stroom werden we steeds verder uit elkaar gedreven.’’

Voor de kust van Delfzijl, letterlijk met de haven in zicht, is de Joanna op een zeemijn gelopen.

Tien dagen later spoelt op het wad achter de Oostpolder, bij Uithuizermeeden, het lichaam van een onbekende man aan.

‘‘Het lijk was gekleed in: donkerblauwe schipperstrui met ritssluiting, overhemd met slappe boord, blauw geruit met rood streepje ….. lichtblauwe grijs gekleurde bovenbroek, reeds door het schuren stuk geraakt, om beide enkels wit linnen, door middel van twee riemen met gespen vastgemaakte beenstukjes, zooals deze in gebruik zijn bij het Canadeesche leger’’, zo luidt het proces-verbaal.

De man had een ‘‘gaaf gebit, althans wat betreft de tanden, kleine ooren, goed onderhouden handen, aan de rechter ringvinger een gouden zegelring waarop de initialen HG of GH…’’

Drie dagen na de vondst van het lichaam, op 22 mei 1945, wordt de onbekende man begraven op de algemene begraafplaats in Uithuizermeeden.

En exact op die plek zitten, 76 jaar en 38 dagen later, zijn broer en schoonzus.

Zegelring

Schrijver Hans Beukema uit Delfzijl gaf de voorzet. Hoe het kon dat een ramp met zo veel doden zo onbekend was, vroeg hij zich af, begin jaren tachtig. Hij verdiepte zich in de geschiedenis van de Joanna en haar opvarenden. Bestudeerde processen-verbaal, spelde persoonsbeschrijvingen. Legde zo veel mogelijk bronnen naast elkaar, op zoek naar verbanden en rode draden. Een lokale krant schreef over zijn onderzoek, nabestaanden meldden zich naar aanleiding daarvan bij Beukema, kon híj misschien vertellen wat er met hun broer was gebeurd? Met hun oom, hun vader?

Onder hen was ook een broer van Henk Gritter; niet Tino, een andere die inmiddels niet meer leeft. Beukema: ‘‘Ik vroeg hem naar de uiterlijke kenmerken van zijn broer. Alles wat hij zei, kwam overeen met de beschrijving van de man die aanspoelde bij Uithuizermeeden, op één ding na. De aangespoelde man droeg een zegelring met de initialen HG, maar op de lijst met vermisten stond hij aangeduid als J. Gritter. Toen ik dit aan zijn broer voorlegde, antwoordde die dat zijn broer niet J, maar H. Gritter heette. Toen wist ik: dit kan niet missen.’’

In 1985 kwam er dankzij Beukema een bescheiden wit plaatje bij het graf te staan met de naam H. Gritter. Maar ja, dna-onderzoek bestond nog niet in de jaren tachtig.

Nu wel.

Uiteindelijk was het de politie die na de voorzet inkopte. Er kwam een exhumatie, er werd dna afgenomen van het lichaam. Dat werd vergeleken met het dna van Tino Gritter. Het matchte. Eind vorig jaar stond het zwart op wit: de man in het graf was écht Henk Gritter. De Oorlogsgravenstichting kondigde aan het graf te zullen inrichten als oorlogsgraf. Er werd een steen besteld in Italië. En die is nu net geplaatst.

Zijn vrouw Jannie grabbelt in haar bruinleren tas, diept er een vergeeld boekje uit op. ‘Familieregister L. Gritter’, op de kaft, daaronder in handgeschreven letters de trouwdatum van haar schoonouders: 22 oktober 1914.

Ze bladert naar de pagina’s waar boven staat: ‘Kinderen uit dit huwelijk geboren’. Wijst naar nummer vier op de lijst, en daar staat hij, in krullerig schuinschrift: ‘Henderikus, geboren te Emmen op 29 jan ‘20’. In piepkleine lettertjes eronder bijgekriebeld: ‘Volgens mededeeling v.d. afdeeling Delfzijl van het Ned. Roode Kruis op 9 mei 1945 om het leven gekomen als opvarende van het schip ‘Johanna’.

Toch ergens wel emotioneel

De oorlog was voorbij, er werd heropgebouwd. Ook het gezin Gritter raapte de brokstukken op, metselde een nieuw leven, een leven zonder de oudste zoon. Vader stierf jong. Tino, de jongste van de acht kinderen, groeide op, trouwde met Jannie. ‘‘Toen was ze nog een jong ding hoor!’’, ginnegapt hij, gevolgd door ‘‘Nou ja, dat is ze nog, natuurlijk.’’

Tino en Jannie begonnen een winkel, eerst in levensmiddelen, stapten later over naar reformartikelen. Eerst in Maarsen, later in Leersum. ‘‘We waren altijd druk, aan het lopen en fietsen’’, verklaart Jannie hun fluksheid. ‘‘Dat houdt je jong.’’

Kinderen kregen ze niet, wel lieve neven en nichten, zoals nichtje Reny en haar man, die het echtpaar naar Uithuizermeeden hebben gereden. Het is ‘‘toch ergens wel emotioneel’’, zegt Reny. ‘‘Alleen zo jammer dat oom Tino het niet met zijn volle bewustzijn meemaakt.’’

Wat zeg je, vraagt oom Tino als die zijn naam hoort? Reny legt liefkozend haar hand op zijn arm. ‘‘Dat u soms een beetje vergeetachtig bent. Maar ik vergeet ook dingen hoor.’’

Nee, zegt nicht Reny. Zij kende het verhaal niet, kan zich niet herinneren dat er in de familie ooit gesproken werd over oom Henk die verdween in de oorlog. Pas toen de politie contact opnam met haar oom Tino en tante Jannie, toen kwamen de verhalen. Over Henk, over het boek van Beukema.

Ook in het ouderlijk gezin van Henk en Tino werd nauwelijks over de verdwijning gesproken, vertelt Jannie. ‘‘Ik heb er mijn schoonmoeder althans nooit over gehoord. Mijn schoonvader heb ik niet gekend, die was al overleden toen wij elkaar ontmoetten.’’ Het zou best wel eens kunnen, valt Reny’s man Cees bij, dat hij onderdoor is gegaan aan de verdwijning van zijn oudste zoon.

Eén broer is wel eens naar het graf komen kijken, vervolgt Jannie – vermoedelijk de broer die destijds contact zocht met Hans Beukema. Maar verder was Henk nauwelijks onderwerp van gesprek.

‘Nu is hij weer iemand’

Dat hoort Miranda Wahle veel vaker. Zij is Regionaal Coördinator Vermiste Personen en NN-lijken bij de politie Noord-Nederland – NN staat voor Nomen Nescio: naam onbekend. ‘‘Vooral de oudere generaties spraken weinig over trauma’s zoals verdwenen en overleden kinderen. Het ís natuurlijk ook nogal wat hè, wat je oprakelt.’’

Wahle is nu anderhalf jaar bij het onderzoek betrokken. In die tijd maakte ze zo’n zes keer een succesvolle identificatie mee.

Als iemand op land vermist raakt, zegt ze, is werkelijk álles mogelijk. De achterblijvers staan ermee op en gaan ermee naar bed. Was het zelfdoding? Heeft hij of zij een ongeluk gehad? Een klap van de molen misschien? Leeft de naaste ergens onder een andere naam? Dat niet-weten, dat is gekmakend.’’

In het geval van Henk Gritter, zegt ze, was er een sterk vermoeden wat er gebeurd was, ze wisten dat hij op zee was gebleven, zoals dat ook geldt voor vissers of boven water neergestorte piloten. ‘‘Maar dan nog hoor. De nabestaanden blijven altijd met vragen zitten. Is hun naaste aangespoeld? En waar dan? Of ligt er nog een lichaam in het wrak? Nu is er in elk geval een bevestiging, er is duidelijkheid, ze weten nu waar hij ligt: hier. Dat geeft rust.’’

Daar doet ze het voor, zegt ze. Het graf een naam geven, de familie een familielid teruggeven, zodat zij een hoofdstuk kan afsluiten. Of, zoals Elex Kappen zei bij de bescheiden ceremonie: ‘‘Henk Gritter wás iemand, toen was hij heel lang niemand, en nu is hij weer iemand.’’

De citaten uit de persoonsbeschrijving en die van kapitein Baumeister zijn afkomstig uit het boek Scheepsramp ‘Joanna’ dat Hans Beukema in 1998 uitbracht en dat binnenkort een herdruk krijgt.

De foto’s bij dit artikel zijn gemaakt door Sjaak Verboom

Landelijk onderzoek

In 2011 startte de politie met het opgraven van onbekende doden. Van deze stoffelijke overschotten werd dna veiliggesteld en opgeslagen in de databank. Zo kon hun materiaal gematcht worden aan dat van personen die een familielid missen.

Vorig jaar hebben meer dan honderd tot dan toe anonieme doden een naam en een identiteit gekregen. In een deel van de gevallen gebeurde dit omdat familieleden van vermiste personen dna afstonden. Veel vaker ging het om stoffelijke overschotten die werden aangetroffen, waarna dna werd veiliggesteld. Vaak was er wel een vermoeden over de identiteit – zo kon familie worden opgespoord en hun dna vergeleken met dat van de overledene.

Tot 2010 bleven anoniem begraven doden anoniem. In dat jaar maakte een wijziging in de Wet op de Lijkbezorging het verplicht dna-materiaal veilig te stellen van ongeïdentificeerde stoffelijke overschotten.

Momenteel zijn er in Nederland ruim vierhonderd anonieme doden, althans, de geregistreerden. Dat is exclusief vermisten en onbekende doden uit de Tweede Wereldoorlog, maar inclusief mensen die op zee bleven, gerekend vanaf ongeveer 1920. Om ook hen te kunnen identificeren, roept de politie achterblijvers op zich te melden op coldcase@politie.nl, en om daar niet te lang mee te wachten. Als er geen familieleden meer zijn, kan er geen dna worden afgenomen en vergeleken.

De gemeente Het Hogeland meldde zich: kon de politie haar vertellen of de man in Uithuizermeeden inderdaad Henk Gritter was, zoals al jaren werd vermoed? Miranda Wahle ging op zoek naar familieleden en vond tot haar grote vreugde broer Tino. Eind vorig jaar gaf een dna-match uitsluitsel.

Reacties zijn gesloten.