Gered met lauwe karnemelk

docu NDB! Jack de Zwart

 Trouw, 20 september 2014

Tijdens de Hongerwinter woonde Jack de Zwart een tijd in Noord-Nederland om op krachten te komen. Met veel liefde denkt hij terug aan heit en mem, het Friese stel uit Marum dat zijn leven redde met lauwe karnemelk. Nu speelt hij de hoofdrol in een documentaire over de ‘bleekneusjes’ die zijn zoon, filmmaker Raoul de Zwart maakte, samen met collega Bob Entrop.

Het hart van de twaalfjarige Jack bonst in zijn keel als hij een gesprek tussen zijn ouders opvangt. Hun onrustige gefluister, de zenuwachtige blikken die ze wisselen – het is dagelijkse praktijk geworden, zo tegen het einde van de oorlog. Het is zijn moeder, die altijd nuchtere en realistische vrouw, die de woorden uitspreekt. Hard, maar misschien is het de enige manier om door te dringen tot die dromer van een man van haar. ‘Koos’, zegt ze, ‘we gaan er allemaal aan. Ik wil het kind een kans geven. Stuur hem weg.’

‘Ademloos zat ik te luisteren’, vertelt Jack nu, inmiddels 81 en de hoofdpersoon in de film. ‘O, realiseerde ik me. Ze hebben het over mij!’

De bevrijding is dan nabij, het zuiden is al bevrijd. ‘Ze waren nog niet over de Rijn, het was een kwestie van tijd. Maar er kwam geen eten meer, en de brandstof was op. Dat begon zich te wreken.’

Een dun sneetje brood per dag, dat is alles voor Jack en zijn ouders. Avondeten is er al maanden niet. Heel soms stopt een rijkere kennis ze een stuk kool toe. Jack scharrelt wel eens op straat rond met andere kinderen, op zijn knieën graaiend in de gamellen van de gaarkeukens. ‘Op filmpjes kijk ik altijd of ik mezelf herken.’

De mededeling is zakelijk, moeder maakt er geen drama van. Je gaat met de boot naar Groningen, we hebben een adres gekregen van mensen die het heel goed hebben. Wij kunnen niet mee. ‘Maar het wás wel een drama voor haar, realiseerde ik me jaren later. Ik was de nakomer, haar oogappeltje.’

Hij weet alles nog, tot in detail. Het sobere afscheid bij de boot, de drie weken lange boottocht, de liedjes die ze zongen om de tijd door te komen, honderden kinderen waren er, voor de behoeften stonden er twee tonnetjes bij de trap. En de aankomst bij het gastgezin, – het villaatje met de mooi geschilderde luiken in Marum, op de grens van Groningen en Friesland.

De Zwart herinnert zich niet dat hij heel bang was. Spannend vond hij het wel. ‘Het had iets van avontuur in zich. Een verzetje.’

‘Door het keukenraam van het villaatje zag ik een vrouw die stond af te wassen. Nu zou je zeggen dat ze een beetje volslank was, maar ik had in tijden niet zo’n dikke vrouw gezien. ‘O jonkje, zei ze, kom maar gauw binnen, je zal wel trek hebben.’

Mem, zoals Jack haar altijd zal blijven noemen – Fries voor moeder – gooit enthousiast eieren met spek in de pan. De lucht is te heftig voor het zwaar ondervoede scharminkeltje in haar keuken. Jack begint over te geven, – alleen slijm, meer heeft hij niet. ‘Och’, zegt mem, en draait het vuur uit. ‘Dit wordt niets. Ik laat de dokter komen.’

Dokter Sybrandy ziet het somber in. Als ze hem om het halfuur een lepeltje lauwwarme aangelengde karnemelk voert, alleen dán heeft het jonkje misschien een kleine kans om te overleven. ‘Ze heeft de hele nacht bij me gezeten.’

Hoe het afloopt is bekend, want nu is Jack de Zwart een kwieke tachtiger die knipogend en kwinkslagend zijn verhaal vertelt op basisscholen. Na het herstel volgde een honger die zijn weerga niet kende. De Zwart lacht bij de herinnering. ‘Aardappels. Vlees. Pap. Alles ging erin. Ik begon te rennen en te praten en me overal mee te bemoeien. Daar had ik al heel lang geen energie meer voor gehad.’

In Marum heeft Jack maandenlang de tijd van zijn leven. Hij speelt buiten met zijn pleegbroer en –zus, bouwt hutten. Zwemt in het Olde Diep. ‘Heit werkte bij de zuivelfabriek, ’s ochtends moest hij bij de boeren langs. Dan mocht ik mee, achterop de motor.’

In augustus is het tijd om weer naar huis te gaan. En ondanks zijn gouden tijd in Marum kijkt hij er toch naar uit om zijn ouders weer te zien, met wie hij in die maanden nauwelijks contact heeft gehad. Vader is aan het werk als Jack thuiskomt. ‘Ga maar op de uitkijk staan’, zegt moeder. ‘Ik moest heel goed kijken, maar verrek: die blozende, weldoorvoede man was echt mijn vader!’

Na de oorlog wordt er amper nog over gesproken in huize De Zwart. ‘Dat was toen zo, de verhoudingen waren anders.’ Het leven herpakt zich. De kinderen van het pleeggezin komen wel eens logeren in Den Haag. Ook later blijft het contact, heit en mem sterven, maar zijn pleegbroer en –zus ziet hij nog steeds.

En dan, jaren later, besluit zoon Raoul samen met collega Bob Entrop een documentaire te maken over de ‘bleekneusjes’, zoals de kinderen genoemd worden. Over deze geschiedenis blijkt bar weinig bekend. Beeldmateriaal is er amper, en dus schakelen de filmmakers een schoolklas in om de scènes na te spelen. We zien de jonge Jack, afgewisseld met de huidige Jack. Ook andere bleekneusjes komen aan het woord. Jack gaat terug naar het villaatje in Marum, waar nu een particulier museum in zit. En hij wordt herenigd met zijn pleegbroer en –zus. Gedrieën zingen ze het liedje dat Jack hen destijds leerde – hij had het zelf geleerd op de boottocht naar Groningen. De Zwart weet het nog precies. ‘Bij Jansen driehoog op het plat, daar woont een onbehuisde kat. En dan in eindeloos veel coupletten.’

De tachtiger vindt het bijzonder dat er nu een film over de periode is gemaakt, en al helemaal dat zijn eigen zoon die maakte. In tegenstelling tot zijn eigen ouders, sprak Jack zelf vaak over zijn tijd in Marum en over heit en mem en zijn pleegbroer en –zus. ‘Daar sprak altijd zoveel liefde, dankbaarheid en waardering uit’, zegt Raoul. ‘Die mensen hebben zijn leven gered. Het was erg fijn om er samen over te praten en om samen iets te creëren.

 

Naar de boeren!

Tijdens de Hongerwinter woonden zo’n 50.000 kinderen uit de Randstad bij gezinnen in Noord Nederland om aan te sterken. Het initiatief kwam van de Inter Kerkelijke Bureaus, het IKB. Over de ‘bleekneusjes’ is relatief weinig bekend, terwijl het echt een mega-operatie was – en dat in een tijd waarin de communicatie nagenoeg onmogelijk was.

Filmmakers De Zwart en Entrop speurden mensen op met oproepen in kerkblaadjes. Nadat een paar regionale kranten over de film schreven, kwamen er meer reacties, inclusief originele brieven die bij kinderen op zolder lagen. Omdat er amper beeldmateriaal beschikbaar was, zijn sommige scènes nagespeeld door kinderen van een basisschool.

De documentaire Naar de Boeren! is onderdeel van een groter project met een thema-tentoonstelling in het Verzetsmuseum Amsterdam die gepland staat van 30 september 2014 tot april 2015. Daarna verhuist de expositie naar het Haags Historisch Museum.

 

Reacties zijn gesloten.