Waarom moest Ralf Meinema dood?

Panorama, 4 december 2023

Ze kwamen uit hetzelfde jaar, Ralf Meinema en zijn zwarte Mercedes SE300; uit 1986, het jaar van de Tsjernobylramp en Maradona’s Hand van God. Ze kwamen tegelijk, en, hoe wrang en wreed: ze gingen ook tegelijk. Op 31 maart 2017 werd de auto half in het water gevonden. In de kofferbak van zijn eigen mooie Mercedes lag het lichaam van Ralf, onherkenbaar verminkt.

Alle hoofden draaien om als Hans O. de zittingszaal van het Leeuwarder Gerechtshof binnenkomt. Dat doet de 45-jarige verdachte via de gewone deur, waardoor zojuist ook familie, vrienden, bekenden en pers zijn binnengewandeld. Hans O. is vanochtend in zijn eigen bed wakker geworden. Sinds de rechter hem in mei 2022 vrijsprak is hij namelijk vrij man.

Zesenhalf jaar na de dood van Ralf zitten zijn familie en vrienden nog altijd vol vragen. Hoe waren zijn laatste momenten? Hoe kende hij Hans O.? Waar was hij in verzeild geraakt? En de meest prangende, hartbrekende vraag van allemaal: waarom moest Ralf sterven?

Het Openbaar Ministerie had in eerste aanleg geëist dat Hans achttien jaar de cel in ging. Ja, er waren aanwijzingen voor zijn betrokkenheid bij de dood van Ralf, vond de rechter, maar dat is nog geen doorslaggevend bewijs. En dus mocht Hans, tot afgrijzen van de familie Meinema, onmiddellijk de gevangenis verlaten.

Daar liet het Openbaar Ministerie het niet bij zitten. Het ging in hoger beroep, en dat dient nu.

Op de eerste van twee zittingsdagen draagt Hans O. een spijkerbroek en een zwarte hoodie. Op de voorkant staat een witte windroos. Zwarte schoenen, zwarte sokken. Hij is gemiddeld lang, stevig postuur. Peper-en-zout-kleurige stekeltjes, gemillimeterd achter, iets langer bovenop. Tatoeage in zijn nek. Een baard tot op zijn borst, type lange sik, op plekken licht grijzend.

Hans O. kijkt niet om zich heen terwijl zijn advocaat hem naar het hekje begeleidt. Hij schuift zijn stoel naar achteren, neemt plaats en slaat zijn handen voor de ogen.

Voorzitter Leo Wemes vraagt hoe het met hem gaat.

‘‘Niet best’’, zegt Hans O. 

‘‘Ik neem aan dat dat met deze zaak te maken heeft?’’

‘‘Honderd procent.’’

‘‘Wordt u erop aangekeken?’’

‘‘Dag en nacht. Vanaf dat ik vrij ben.’’

Of hij weet wie Ralf Meinema ombracht, wil de voorzitter weten.

‘‘Wist ik het maar. Dan kon ik het zeggen.’’

Groot onderzoek

Twintig rechercheurs had de politie op de zaak gezet, nadat de auto met Ralf erin op 31 maart 2017 bij Coevorden uit het Stieltjeskanaal was gevist. Er was een passantenonderzoek geweest, duikers, een sonarboot, Opsporing Verzocht had aandacht besteed aan de dood van Ralf. Uiteindelijk waren het telefoongegevens die de politie naar Hans O. leidden. Ralf had op de fatale dag geprobeerd Hans O. te bellen. Hij had rond 23.00 op Google gezocht naar een adres in de wijk Rietlanden in Emmen – de wijk waar Hans woonde op een klein woonwagenkamp. En twintig minuten later was in diezelfde wijk zijn telefoonsignaal opgepikt. Daarna is niets meer van hem vernomen.

In de tussenliggende jaren zijn er, behalve Hans, nog twee mannen aangehouden: eerst een 24-jarige neef van Hans, later een 28-jarige man uit Klazienaveen. Hun betrokkenheid kon niet bewezen worden, en dus mochten ze weer gaan. Maar één naam bleef steeds maar terugkomen: die van Hans O.

Bij zijn eerste aanhouding, in februari 2018, ontkende hij. Hij ontkende toen hij in oktober 2020 opnieuw werd opgepakt. Hij ontkende toen hij in april 2022 moest voorkomen en de rechter hem vrijsprak. En ook nu bij het hoger beroep ontkent Hans O. dat hij Ralf Meinema heeft omgebracht.

Van de dag voorafgaand aan Ralfs dood weten we dat hij overdag bij een boer in Duitsland had gewerkt en rond 18.30 hij de Op=op winkel in zijn woonplaats Klazienaveen binnenliep. Op camerabeelden is te zien dat hij ontspannen loopt en een vrolijke indruk maakt. Het was een mooie dag, met een graad of twintig uitzonderlijk warm voor de tijd van het jaar.

Met een rode boodschappentas wandelde hij vanuit de winkel naar het huis van Mans, de vader van zijn beste vriend Barry. Ook daar kwam hij vaak, dan keken ze samen even tv, maakten een praatje, en dan vertrok Ralf weer.

Maar die avond, terwijl hij bij Mans op de bank zat, ging zijn telefoon. Mans hoorde Ralf zeggen: Hoi Hans, hoest?, en een afspraak maken. Oh, da’s Hans, die ken je niet, zei Ralf na het ophangen tegen de vragende blik en opgetrokken wenkbrauwen van Mans. ‘‘Van het kamp.’’ Wat moet je daar nou mee, had Mans wat bezorgd gevraagd. Na de dood van Ralf zou hij bij de politie vertellen dat die avond het woord ‘‘wiet’’ was gevallen.

Hoe het ook zij: rond kwart voor acht die avond zagen Hans en Ralf elkaar, bij een blauw hek bij Erica, en na het rendez-vous reed Meinema naar zijn ouders. Met een bord karbonade, bloemkool en aardappelen, afgedekt met huishoudfolie, vertrok hij even later naar zijn eigen huis. De volgende ochtend moest hij er vroeg uit om aardappelen te leveren in Warffum, dus hij wilde het niet laat maken. Des te vreemder is het dat hij rond elf uur zijn huis verliet en een goed kwartier daarna in Emmen arriveerde.

En zo’n zeven uur later werd Ralf Meinema uit het kanaal gehengeld.

Wat is er gebeurd?

Dit is wat we weten. Maar over hoe het zo gekomen is, lopen de meningen uiteen.  

Zo ging het volgens Hans O. 

Een paar dagen voor 31 maart, laat het een krappe week zijn geweest, kwam hij Ralf tegen, die hij vaag kende. De twee passeerden elkaar, Ralf zwaaide, keerde de auto en maande Hans tot stoppen. Hij had ‘‘een handeltje’’, zei hij, had Hans misschien interesse? Die zei van niet, prima, zei Ralf, even goeie vrienden, maar mocht Hans zich bedenken, dan kon hij hem bellen. Moest-ie alleen wel een prepaid telefoon fixen.

Hans deed links en rechts wat navraag, was dit een goeie prijs? Blijkbaar was het dat, want hij schafte een prepaid aan, belde Ralf en ze maakten een afspraak. De twee zagen elkaar in de vroege avond van 30 maart bij het blauwe hek, waar ze spraken over de drugs – want daar ging het over. Hans wilde die wel eens zien, en dat zou later die avond gebeuren.

Maar toen de mannen elkaar iets na 23.00 opnieuw ontmoetten, dit keer in het winkelcentrum van de wijk Rietlanden, en Hans in de Mercedes stapte om de deal te sluiten, bleek Ralf de middelen niet bij zich te hebben. Gepikeerd omdat hij voor niets met een pak geld over straat was gegaan stapte hij uit en liep weg, naar zijn woonwagen een eindje verderop. Even later kwam zijn vrouw terug van de bingo waar ze met een paar vriendinnen heen was geweest. Ze kropen op bed, keken samen nog even naar Temptation Island en gingen slapen.

Toen hij de volgende ochtend hoorde dat Ralf door geweld was omgekomen schrok hij zich rot, wiste Ralfs nummer uit zijn eigen telefoon en gooide de prepaid weg. Omdat hij er niks mee te maken wilde hebben, zegt hij. Kampbewoners hebben al een onfrisse reputatie, hij wilde het niet erger maken. ‘‘Ik wilde het een ver-van-mijn-bed-show houden.’’

Verzonnen verhaal

Niets daarvan, zegt advocaat-generaal Peter van der Spek. Je wilde je sporen wissen.

Volgens hem ging het namelijk zo: Hans O. lokte Ralf naar Emmen en slachtte hem vervolgens genadeloos af. Daarna tilde hij, met hulp, het lichaam in de kofferbak en reed de Mercedes naar het Stieltjeskanaal om de auto te laten verdwijnen. Tussen gaspedaal en middenconsole zat een petflesje vastgeklemd zodat de auto gas bleef geven en zonder bestuurder het water in zou rijden. Ralf noch auto hadden nooit gevonden moeten worden, ware het niet dat de Mercedes aan de trekhaak op de wal bleef hangen.

Niets wees erop, zegt hij, dat Ralf van plan was die avond nog de deur uit te gaan. Hij moest vroeg op en wilde het niet laat maken, dat had hij tegen meerdere mensen gezegd. Aan een vriend had hij nog een berichtje gestuurd: ik ga nu slapen, morgen moet ik weer vroeg met de vrachtwagen op stap.

De prepaidtelefoon kwam er niet op initiatief van Ralf, maar van Hans, zegt hij, want elke crimineel weet dat die niet te traceren zijn en dus ideaal voor het doen van zaken die geen daglicht velen. Bovendien, Hans had een kennis om Ralfs nummer gevraagd – raar, toch, als Ralf het contact had geïnitieerd? Van der Spek weet het zeker: de drugsdeal is een verhaal dat Hans later heeft verzonnen om de ontmoeting te verklaren – een verhaal dat hij kloppend heeft gemaakt met de tijdlijn uit het dossier.

Vragen, vragen. Waarom zette Hans vlak voor de ontmoeting met Ralf zijn telefoon uit? En als Ralf – die volgens vrienden en familie juist anti-drugs was – de middelen inderdaad niet had, waarom kwam hij dan toch naar de afspraak? En trouwens, hoe kan het dat er helemaal geen verdovende middelen zijn gevonden, in Ralfs zijn huis en ook niet in zijn auto?

DNA

Wie hielp Hans O.? Er werd, naast sporen van Hans, onbekend dna-materiaal gevonden op het petflesje dat het gaspedaal indrukte, én op twee plekken op Ralfs broek: in zijn linkerbroekzak en op zijn rechterpijp, ter hoogte van de enkel – precies waar je iemand vastpakt om hem te tillen of te verslepen. Twee dna-verwantschapsonderzoeken leverden geen match op, maar dát hij niet alleen handelde staat voor de advocaat-generaal buiten kijf.

En hoe zit het met die anonieme getuige? Die had gehoord dat Hans aan iemand had verteld dat hij Ralf had doodgeslagen met een wapen. Daarna zou Hans samen met familie de sporen hebben weggepoetst. Vervolgens, vertelde Hans volgens deze getuige, hadden ze geprobeerd de auto te laten verdwijnen, maar die was op de wal blijven hangen. Het gaat om een ‘‘betrouwbare en geloofwaardige getuige’’, zegt Van der Spek, iemand die rustig praat en relevante dingen vertelt die te staven zijn met bevindingen. Wat dat dan voor dingen zijn – daar zwijgt hij over. Dat zou te veel weggeven over de identiteit van de getuige.

Hij legt Hans primair moord ten laste. Er was genoeg tijd en gelegenheid zich te bedenken en dus was er sprake van voorbedachten rade. Bovendien, zegt hij, passen de hevigheid en de buitensporigheid van het geweld bij een van tevoren afgesproken en geplande criminele afrekening, en niet bij een uit de hand gelopen handgemeen.

De manier waarop Hans Ralf doodde noemt Van der Spek ‘‘genadeloos en laf’’, zonder enig respect voor het leven van Ralf, zelfs niet voor diens lichaam. ‘‘Het was de bedoeling dat Ralf naar de bodem van het Stieltjeskanaal zou zakken en nooit meer werd gevonden. De familie zou nooit hebben geweten wat er met hem was gebeurd en had zo verder moeten leven.’’

De officier van justitie eiste in eerste aanleg achttien jaar, maar de advocaat-generaal doet daar nog een schepje bovenop. Als het aan hem ligt, verdwijnt Hans O. voor twintig jaar achter tralies.

Ralfie

Een deugniet, maar wel een eerlijke, zo omschreef de peuterspeelzaal Ralf, eind jaren tachtig. Zijn familie en vrienden noemen hem lief. Joviaal, spontaan, altijd opgewekt, stond altijd klaar voor een ander. Een allemansvriend. Als klein jochie was hij al gek geweest op het boerenleven, hielp graag zijn vader, en de liefde bleef: later zou hij zelf een landbouwopleiding gaan volgen. Hij ging als loonwerker aan de slag. Kocht een huis in Klazienaveen een kilometer of zes van zijn geboortedorp Erica, maar zowat elke avond waaide hij bij pa en ma aan. Dan at hij mee, of soms nam hij een bordje eten mee naar huis.

In zijn vriendenclub Stram en Lam was ‘Ralfie’ de kleinste, maar ook degene met wie je de meeste lol kon hebben, zeggen zijn vrienden. Hij was gek op plaatjes draaien, op piratenmuziek, zoals die uit de speakers knalde van de caravan waarin de vrienden elkaar wekelijks opzochten. Aan ruzie had hij een hekel. Hij werkte als zzp’er, maar koos uiteindelijk toch voor een baan, op maandag 3 april zou hij bij zijn nieuwe baas beginnen.

Maar in plaats daarvan lag hij in een koelcel.

De patholoog kon het aantal verwondingen niet eens vaststellen, zo vaak en zo hard was hij op zijn hoofd geslagen. Schedeldak en schedelbasis waren op meerdere plekken gebroken, de grote hersenen op meerdere plekken gekneusd. Ralf had daarnaast afweerletsel, bloeduitstortingen en kneuzingen, en in zijn gezicht snijwonden die zo diep waren dat zijn kaak was geraakt. Eén kies lag los in zijn mond, die was er compleet uit gewrikt.

Ralf Meinema was zo verminkt dat ze pas na drie dagen met zekerheid konden zeggen dat hij het was. En nu mag Hans O. in Leeuwarden uitleggen hoe dat zo is gekomen.

Een man van weinig woorden

Soms steunt hij met zijn ellebogen op tafel, handen onder de kin. Soms ligt hij voorover, hoofd op gekruiste armen op tafel. Soms plukt hij aan zijn baard. Een paar keer kijkt hij kort opzij om snel iets met zijn advocaat te overleggen. En dan richt hij fluks de blik weer op de raadsheren, dan ziet de volle zaal weer alleen zijn rug en zijn getatoeëerde nek.

Hij zit er duidelijk met tegenzin. Soms wordt hij even niet goed, een paar keer wordt kort gepauzeerd zodat hij naar het toilet kan. Eén keer huilt Hans O., waarna de griffier naar hem toesnelt met een doos tissues. Dat gebeurt als een afgeluisterd telefoongesprek met een niet nader te noemen vrouw ter sprake komt. Waarom hij nou net op dat moment zo geraakt werd, vraagt een van de raadsheren even later? ‘‘Dat zijn privé-omstandigheden.’’

Hans O. is een man van weinig woorden. Lage stem, Drents accent. ‘‘Dat zijn uw woorden’’, zegt hij vaak. Of: ‘‘U zegt het’’, of: ‘‘Dat mag u vinden.’’

Een paar keer waagt voorzitter Wemes pogingen hem wat te ontdooien. Als het over Hans’ motor gaat, bijvoorbeeld, een donkerblauwe Harley Davidson Streetglide. ‘‘Mooi ding’’, complimenteert Wemes – zelf ook motorrijder. ‘‘Een bakbeest’’, gaat hij verder. ‘‘Hoeveel cc? Twaalfhonderd? Veertienhonderd?’’

Maar Hans laat zich niet van zijn stuk brengen. ‘‘Maakt niet uit’’, antwoordt hij nors. ‘‘Maar ik wil het graag weten’’, dringt de voorzitter aan. ‘‘Dan moet u betere informatie inwinnen.’’ Advocaat Nico Meijering legt even een kalmerende hand op zijn rug, zoals wel vaker tijdens de zitting.

Hans kan ‘‘in elk geval één stukje leggen in de duistere puzzel’’ waar Ralfs familie mee worstelt, houdt Wemes hem voor. Waarom geeft hij niet gewoon openheid van zaken, waarom dat zwijgen? Nou, vindt Hans zelf, daar heeft hij een goede reden voor. Omdat hij ‘‘toch al door iedereen veroordeeld’’ is. Waar hij komt, zegt hij, wordt hij uitgekotst en als een boef behandeld. De familie Meinema en de media hebben hem aan de schandpaal genageld.

‘‘Maar een schandpaal, daar kun je weer af komen!’’, probeert Wemes.

‘‘Nee.’’

‘‘Jawel.’’

‘‘Nee, daar kom je nooit meer vanaf.’’

Dan vraagt een van de andere raadsheren bezorgd hoe het met hem gaat. ‘‘Ik zie dat u er een beetje doorheen zit.’’

‘‘Maakt niet uit’’, antwoordt Hans O. kortaf.

‘‘Het viel me op dat u best heftig kunt reageren op vragen waarbij je dat niet exact zou verwachten’’, negeert ze zijn afkappoging.  ‘‘Zijn dat de zenuwen of bent u wat explosief?’’

Nee, zegt Hans O, explosief is hij niet. ‘‘Ik ben op van de zenuwen.’’

‘‘Vanwege alle mensen in de zaal? Vanwege moeilijke vragen?’’

‘‘Alles.’’

‘Niemand verzint het zo’

Het is een frame, zegt Hans’ advocaat Nico Meijering, dat zijn cliënt zwijgt; tijdens de verhoren heeft hij wel degelijk verteld wat er is gebeurd. Alleen over het handeltje – ging het om soft- of harddrugs, aan wie wilde hij het doorverkopen – doet hij geen mededelingen, en dat is logisch: daar zou hij anderen mee in gevaar brengen.

Dan het dna op Ralfs broek; dat kan daar gemakkelijk zijn gekomen door het schudden van handen. Iemand gaf Ralf een hand, vervolgens stak hij die hand in zijn zak. Ja, Hans was misschien de laatste die Ralf in leven heeft gezien, maar, zegt de advocaat, dat betekent nog niet dat hij hem ook heeft omgebracht. En van de anonieme getuige maakt Meijering helemáál gehakt. Wie hecht er nou zo veel waarde aan een anonieme bron, die bovendien zijn of haar informatie uit de media kan hebben én aast op de uitgeloofde beloning voor de gouden tip?

Dat het doden van Ralf vooraf gepland was vindt de raadsman ongeloofwaardig. Want, zegt hij: wie van plan is kwaad te doen, kiest niet zo’n ingewikkelde en omslachtige werkwijze, met zo veel risico bovendien. Ralf is met veel geweld gedood, heeft veel bloed verloren. De AG suggereert dat dit vlak bij Hans’ woonwagen is gebeurd, maar daar wonen ook andere mensen die iets moeten hebben gemerkt. Daarna is Ralf versleept, vervoerd, en dan was er nog het gepruts met de auto en het flesje. Dat kost tijd, het is bijna onmogelijk ongezien te blijven en geen sporen achter te laten. Daarom, zegt Meijering, moet Ralf wel in een opwelling gedood zijn. ‘‘Niemand verzint het zo.’’

Het gaat slecht met zijn cliënt, vertelt Meijering. Hans heeft het geestelijk zwaar, schaamt zich naar zijn vrouw en kinderen toe. Waar je afkeurend gesis of het klakken van tongen zou verwachten, blijft de zaal stil.

‘Ik mis mijn zoon’

Hans O. kijkt tijdens die twee dagen niet één keer om naar de aanwezigen. Ook als de ouders en zus van Ralf Meinema gebruik maken van hun spreekrecht, kijkt Hans voor zich uit.

‘‘Wij zitten vast in een horrorverhaal’’, zegt Ralfs zus José, die als twee druppels water op haar broer lijkt. ‘‘Wij hebben geen mogelijkheid het verhaal te herschrijven, en Ralf ook niet. Maar jij en je medeplichtigen hebben de verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat het geen boek blijft met een open eind.’’

Het leek kat in ’t bakkie, had de recherche hun na de vondst van het lichaam gezegd – met zo veel sporen kon het nooit lang duren voor de zaak zou zijn opgelost. Dat vertelt vader Wietze als hij het woord krijgt. Het tegendeel bleek waar. Hans’ vrijspraak noemt hij ‘‘een klap in het gezicht van de nabestaanden.’’ ‘‘Het mag toch niet zo zijn dat deze gruweldaad op onze zoon ongestraft blijft?’’

Hij zegt: ‘‘Ik mis mijn zoon.’’

Als laatste is moeder Ingrid aan het woord. Ze vertelt over het hechte gezin waarin Ralf opgroeide, ‘‘een echt boerengezin’’ met in totaal vier kinderen. Als Ralf wist hoezeer zijn ouders, zijn twee broers en zijn zus ‘‘diep in de shit’’ zitten, zegt ze, zou hij zich omdraaien in zijn graf.

Wil de verdachte hierop reageren, vraagt de voorzitter?

Dat wil hij niet.

Als de twee lange dagen erop zitten, krijgt Hans het laatste woord. ‘‘Hier zitten alleen maar verliezers’’, zegt hij, doelend op de familie van Ralf, maar ook op zichzelf. ‘‘Ik heb Ralf niet van het leven beroofd. Absoluut niet.’’

Hij zegt: ‘‘Tot de dag van vandaag heb ik spijt dat ik die jongen ben tegengekomen.’’

Het hof doet op 12 januari uitspraak.

Naschrift: op 12 januari werd Hans O. ook in hoger beroep vrijgesproken


Reacties zijn gesloten.