Trouw, 4 juni 2016
Hoe is het om na twintig jaar weer oog in oog te staan met je jeugdidool? Karin Sitalsing ging naar een concert van Bryan Adams. Het gevoel was weer helemaal terug: dat hese stemgeluid…
Als de jaren tussen mijn veertiende en mijn twintigste een soundtrack hadden, was dat het complete oeuvre van Bryan Adams tot aan, zeg, 1997.
Het begon, zoals bij zo veel meisjes van veertien, bij Everything I do, I do it for you. Mijn eerste CD was van de groover from Vancouver. (in 1991), evenals mijn eerste concert (in 1992). Andere meisjes groeiden over hun crush heen. Ik niet.
In 1994 ging ik wéér naar een concert, zwaaiend met een Canadees vlaggetje – had ik afgekeken van een van de vele concerten die ik had opgenomen op video. Dat bracht geluk: de organisatie mocht tien superfans uitkiezen die op de persfotografenplek mochten staan. Raad eens?
In 1996 volgde concert drie. De vriendinnen met wie ik in 1992 nog hysterisch had staan gillen in de Brabanthallen waren al een jaar na dat concert klaar geweest met Bryan. Dan ga ik lekker alleen, riep ik – leek me fantastisch. Mijn moeder vond het niks, ook al was ik al negentien, en dus ging na enige omkoperij een vriendin mee. Toen besloot ik: concerten met mensen die niks met de artiest hebben – dat moet je gewoon niet willen.
Ik was geobsedeerd door mijn favoriete Canadees. Ik spaarde voor zijn CD’s, droeg trots t-shirts met tourdata achterop en behing mijn meisjeskamer met posters. De order van de schoenen die hij kocht, hing jaren aan mijn muur. Een kennis van mijn toenmalige vriendje werkte bij het transportbedrijf dat die order moest bezorgen. Er stond een aantekening op: leveren voor die en die datum, want: ‘they are for the singer Bryan Adams and he’s only in Holland until…’
Het was geen crush zoals andere meiden die hadden op de jongens in de boybands, daar was mijn idool te oud en te lelijk voor. Mijn kippenvel kwam puur door zijn hese stemgeluid.
Ik knapte af toen hij zijn haar strak achterover kamde en hippe pakken ging dragen. Weg was die jongensachtige dude in afgeragde spijkerbroeken en vale t-shirtjes. Mijn smaak verschoof, ik vergat Bryan. En de heersende opinie ging hem nogal fout vinden. Geen geaccepteerd fout, maar gewoon écht fout. Waar je je voor moest schamen.
Tot buurman S vorig jaar op de buurtbarbecue zonder enige gêne vertelde dat Bryan Adams ook zíjn eerste concert was. En dat hij er nog wel eens heen zou willen.
Ik had het nooit verwacht, maar mijn hart maakte een sprongetje. Het was lang genoeg geleden, blijkbaar, ik kwispelde nog net niet. Het herinneringen ophalen werkte aanstekelijk. En het voelde als een soort goedkeuring. Iedereen vindt Bryan Adams stom en kwijlerig en uitgerangeerd. Maar buurman S heeft bakkebaarden en speelt in een band en heeft er dus verstand van. Ha! Eat that.
En toen zou hij komen.
Op een doordeweekse dag.
Op dik twee uur reizen.
En ik zat vlak voor een grote deadline.
En nou ja, gewoon. Gedoe.
En buurman S. kon niet mee, dus ik zat weer met hetzelfde als in 1996.
Mijn vrienden durfde ik niet eens te vragen. Mijn geliefde krijgt braakneigingen bij de ballad die me ooit eens een hele avond aan het huilen maakte – hee, ik was een meisje van veertien met een gebroken hart! Dan mag dat.
Ik liet het idee varen.
En vlak voor De Dag dacht ik:
Hoe lekker leek het me in 1996 om alléén te gaan? En hoe tof is het dat ik nu een herkansing krijg?
En zo sta ik op 24 mei na exact twintig jaar oog in oog met mijn jeugdheld.
Bryan Adams heeft nog steeds glad haar en een net jasje aan. Maar omdat de hele band – grotendeels dezelfde muzikanten als toen – hetzelfde colbertje draagt, is het wel weer soort van stylish. En ach, hij rockt als vanouds, dus we knijpen een oogje dicht.
Aan het publiek valt geen touw vast te knopen. Ik zie mannen en vrouwen van 15 tot 65. En, ik moet goed kijken, want ze hebben zich vermomd met wat extra kilo’s, striae en rimpels, verkleed als kortpittige tantes, kloeke moekes en stoere chicks met een doorleefde huid en kettingrooktanden, maar verrek, ze zijn het echt: de meisjes van veertien van toen. De Everything I do – generatie, zeg maar.
Mr. Adams bedient alle generaties en wisselt de vroege jaren tachtig af met zijn nieuwste album, met nummers uit de nineties en de zeroes – met dertien albums is er iets te kiezen.
Achter me staat een jongen in een blauw shirt die mijn zoon had kunnen zijn. Als een lange kerel pal voor me gaat staan, spreekt Blauwmans hem vermanend toe. Een woordenwisseling ontstaat. Joh, geen ruzie maken, sus ik. Even later staat de lange een paar rijen achter me.
Vijf minuten later neemt een jongen vóór me zijn vriendin op de nek. Ik lach naar Blauwmans en haal mijn schouders op.
”Misschien valt hij wel enorm tegen na al die tijd”, zei buurman S nog. ”Dat zien we dan wel weer”, zei ik stoer. Maar hij vált niet tegen. En ik val mezelf ook niet tegen; het gros van de nummers herken ik bij de eerste akkoorden, om ze vervolgens woord voor woord mee te zingen alsof ik ze gisteren nog heb gehoord.
Blauwmans ziet Bryan voor de zesde keer, hoor ik hem vertellen. ”Te gek hè?”, roept hij naar zijn vriend. ”Dat kunnen er weinigen hoor, zo spelen.”
De megahits kent iedereen, da’s geen kunst, maar ook de onbekendere klassiekers – Cuts Like A Knife, Into the Fire – respectievelijk uit 1983 en 1987- zingt de jeugdige fan feilloos mee, zie ik als ik stiekem opzij kijk. En bij 18 til I die gooien we allebei precies op het goede moment onze handen naar voren.
Ik wil hem adopteren, maar vrees dat hij al ouders heeft.
Eén grote grijns ben ik, als een kind zo blij dat ik het gewoon gedáán heb: alleen naar een concert gaan. Zonder smalende blikken. Zonder me te hoeven inhouden, zonder te denken: ik dans stom. Of: ik houd mijn luchtgitaar verkeerd vast. Ik sta schaamteloos hysterisch te gillen tussen allemaal andere mensen die óók schaamteloos hysterisch staan te gillen.
Ondertussen app ik met buurman S. ”Ik ben gelukkig”, stamel ik, voor zover je kunt stamelen via de app. ”Damn, ik mis iets. De volgende keer ga ik mee.” ”Deal!”
Bryan is niet stuk te krijgen. Hij speelt de laatste nummers zonder band, onder alleen een sprookjesachtig paarse spotlight. Als dan uiteindelijk na tweeëneenhalf uur tóch de lichten aan gaan, kijk ik in een zee van grote ogen en vrolijke hoofden. Morgen worden we weer uitgelachen omdat we naar een fout en suf concert zijn geweest, maar nu zijn we nog even onder elkaar, onder soortgenoten, waar niemand ons raar vindt.
”Wat was dit te gek!!!”, jubelt Blauwmans extatisch. ”Tot de volgende keer hè?”, lach ik.
Hij lacht terug. ”Tot dan.”
Zielsgelukkig rijd ik de donkere nacht in als mijn jeugdidool stomtoevallig voorbij komt op de radio. Wat een timing!
Ik zing kéihard mee. Er is toch niemand die me hoort.
So if I love you a little more than I should… please forgive me.