Waarom Aisha haar kinderen kidnapte

Adobe Photoshop PDF

Vrij Nederland, 9 januari 2016

Aisha, opgegroeid in Nederland, werd op haar zestiende naar Egypte gebracht om te trouwen. Haar man mishandelde haar. Jaren later ontvoerde ze haar kinderen en keerde terug naar Nederland. ‘Ik ben pas adem gaan halen toen ik landde.’

Toe, breng ons naar het zwembad, zegt Aisha tegen haar man Mohammed, het is zo warm, de kinderen vinden het daar zo fijn. Toe? Hij weet niet dat ze diep onder haar sluier hun paspoorten aan haar lijf heeft vastgetapet, dat de melktandjes in haar BH zitten, de knuffels in haar handtas. Haar hart in haar keel. Maanden is ze al bezig met de voorbereidingen. Alles hangt er vanaf. Als dit mislukt, is ze haar kinderen voor altijd kwijt en haar eigen leven niet zeker. Dit. Mag. Niet. Fout. Gaan.

Ze zwaaien hun man en vader uit, dag papa, tot straks! Zo gauw hij de hoek om is hurkt Aisha, geeft zoon Karim (6) en zijn zusje Miral (4) een zoen, kom, zegt ze, sssst, ze dumpt de zwemspullen in een hoekje en stapt met haar kinderen in een taxi. ‘Naar het vliegveld!’

De douanier belt naar Mohammed, zoals gebruikelijk is in Egypte: de man moet toestemming geven als zijn vrouw met de kinderen op een vliegtuig stapt. Prima hoor, zegt Mohammed, ik weet ervan. Laat maar gaan.

De douanier weet niet dat de man aan de andere kant van de lijn niet Aisha’s man is, maar een goede vriend die in het complot zit. Ze heeft zijn nummer in haar telefoon opgeslagen onder de naam Mohammed. De échte Mohammed heeft inmiddels ontdekt dat zijn vrouw en kinderen er vandoor zijn. Hij heeft geprobeerd te bellen, vele malen achter elkaar, ziedend van woede, maar Aisha heeft voor vertrek de batterijen van zijn twee telefoons verwisseld om tijd te winnen.

‘We gaan op vakantie!’, roept Karim opgetogen als met een ferme bons de stempel in zijn paspoort wordt gezet. Aisha glimlacht. De jongen doet het perfect.

Het is zomer, een komen en gaan op de luchthaven, en de paspoorten van Aisha, Karim en Miral staan vol stempels van Egypte, van Nederland. De kinderen hebben zomerkleren aan, niets raars. De enige verdachte factor is hun gebrek aan bagage, maar ook daarop heeft Aisha een antwoord. Mocht ze vragen krijgen, dan zegt ze gewoon dat ze een vakantiehuisje in Nederland hebben en dat alle spullen daar al staan.

‘Ik had overal over nagedacht, elk scenario, alles zat helemaal dichtgetimmerd. Zelfs de doemscenario’s. Ik had al zo veel achter de rug, al zo veel mechanismen aangeleerd om te overleven. En alles hing ervan af, alles. Als het zou mislukken, was ik ze voor altijd kwijt.’

Ze zegt: ‘Ik ben pas adem gaan halen toen ik landde.’

Niet eens pinnen

Het is de tweede keer dat Aisha vlucht met de kinderen.

De eerste keer ging een stuk gemakkelijker. Het was augustus 2011, Egypte was in de ban van de revolutie, het hele land was ontregeld, systemen lagen plat, er waren weinig politiecontroles.

De kinderen hebben Nederlandse paspoorten. Dat wilde haar man graag, wist ze: het is een prestigeding in Egypte, kinderen met Europese wortels. Maar hij wist niet dat hij die paspoorten dan wél had moeten erkennen, en op de ambassade hadden ze er niets over gezegd tegen Aisha. ‘Mijn gevoel zegt dat ze dat expres hebben gedaan. Om me te beschermen.’

Het bleek haar geluk.

Na die vlucht was ze opnieuw begonnen, ergens in Nederland. Vierentwintig was ze, ze had in Egypte gewoond sinds haar zestiende. Acht jaar was ze weg geweest en nu was ze terug in Nederland, haar geboorteland. ‘Daar stond ik met twee kinderen. Karim moest naar school, ik moest een bankrekening openen, allemaal praktische dingen regelen. Geen tijd of rust om waar dan ook bij stil te staan. Ik wist niets, kende hier niemand. Ik kon niet eens pinnen.’

Toch lukte het haar een leven op te bouwen. De kinderen deden het goed op school, maakten snel vriendjes en vriendinnetjes. Ze kreeg een relatie met Martijn, wist zich eerst geen raad met de liefde die ze kreeg, hoezo, een man die aanbiedt te koken, af te wassen, schoon te maken? ‘Het klopte niet, het klópte gewoon niet dat hij zo lief was. Ik kende het totaal niet dat een man zo deed. Dat we gelijk waren. Dat iemand ‘ik houd van je’ zegt en het méént.’

Mohammed op sterven

Twee jaar ging het goed, maar de angst bleef. Altijd keek ze over haar schouder. Een keer zag ze iemand foto’s maken rond het huis. O nee, dacht ze, zie je wel, iemand houdt de kinderen in de gaten.

Toen het telefoontje van zijn familie kwam, dacht ze eerst dat het een val was, maar toen ook haar éigen ouders bevestigden dat Mohammed op sterven lag, was de twijfel weg. ‘Hij zou kanker hebben, ik hoorde het vanuit verschillende hoeken. Hij was een stuk ouder dan ik, waarom zou het niet zo zijn?’

Het is tóch hun vader, dacht ze, en ze gingen. Maar haar eerste gevoel klopte. Zo gauw ze aankwamen, pikte hij hun paspoorten in. Weer zaten ze vast.

Aisha instrueerde Karim en Miral: geen woord over Martijn, wat je ook doet: noem nooit zijn naam, laat uit niets blijken dat mama een vriend heeft, want dan ben ik jullie kwijt. In de maanden die volgden reisde ze talloze keren heen en weer tussen Nederland en Egypte, steeds haalde ze meer spullen op van de kinderen, ze stak zich diep in de schulden, maar het moest, ze wilde niet dat ze iets zouden missen. En, nog veel belangrijker: ze wilde Mohammed het idee geven dat hij zijn kinderen voorgoed bij zich zou hebben. Als hij zich een winnaar zou wanen, zou het moment waarop zijn aandacht verslapte vanzelf komen.

Zo leefden ze, maanden achtereen, terwijl de mishandelingen en de vernederingen die haar de eerste keer aanzetten tot vluchten, gewoon doorgingen. Nooit liet ze in het stiekeme contact met Martijn merken hoe gevaarlijk het daar was, hij zou doodsangsten uitstaan. Ze nam een hartverscheurend besluit. ‘Mocht het niet lukken de kinderen te laten terugkeren, dan zou ik ook blijven. Ondanks alles. Ik laat mijn kinderen niet alleen.’

Aisha spreekt vloeiend Arabisch, ze heeft een Egyptisch uiterlijk, ging compleet gesluierd over straat, niemand twijfelde aan haar. In het allerdiepste geheim bereidde ze haar plan voor. Ze legde contact met de Nederlandse ambassade, met het Centrum voor Internationale Kinderontvoering. ‘Ik speelde de onderdanige huisvrouw, maar dacht altijd: het eerste moment dat het kan ben ik weg.’

Dat moment kwam op die snikhete dag toen Mohammed hen naar het zwembad bracht. Het was de derde keer dat hij zijn vrouw en kinderen daar afzette. De eerste keer had hij ze in de gaten gehouden, maar waren ze braaf naar huis gekomen. De keer daarop was hij al minder voorzichtig. De derde keer gingen ze. Eindelijk. Eindelijk vrij.

Expres verleid

Terug in Nederland voegen ze zich weer bij Martijn, het duurt even voor hij haar weer vertrouwt, want voor zijn gevoel had zij hem in de steek gelaten, ze hebben ups en downs maar hun relatie redt het, en bijna een jaar na de ontsnapping, net als ze denkt voor altijd van Mohammed af te zijn, valt er een envelop op de mat. Hij daagt haar voor ontvoering. ‘Ik viel bijna flauw.’

Aan de eettafel in haar woonplaats, waar ze voor het eerst sinds lange tijd weer eens falafel heeft gemaakt – ‘ik kook eigenlijk bijna nooit meer Arabisch’ – vertelt ze over haar jeugd in een klein dorp in Nederland. Haar ouders zijn Egyptische migranten, die niet konden omgaan met een puberende dochter met Nederlandse vrienden. Ze vinden Nederlandse vrouwen hoeren, zegt ze, ze waren gewoon bang en uitten hun angst op een verkeerde manier. ‘Ik mocht niet op schoolreisje, ik mocht niet uit. Maar ik sprak ze tegen, en dat pikten ze niet. Ze vonden me onhandelbaar en brutaal. Ik was gewoon een westers kind, maar zij trokken dat niet.’

Op haar zestiende nam haar moeder haar mee naar Egypte. Voor een vakantie, zei ze, om even bij te komen. Maar na twee weken vertrok zij en liet haar dochter achter. Aisha sprak de taal niet, wist niets van het geloof, woonde ineens in een krottenwijk bij haar opa en oma. ‘Ik was er natuurlijk wel op vakantie geweest, en dan was mijn familie altijd heel lief. Achteraf weet ik: dat was alleen maar omdat we geld en cadeautjes meenamen.’

Behalve opa en oma was er ook een oom, haar moeders broer. Het was Aisha’s eigen schuld, zei die, na de verkrachting. Omdat ze ‘het westerse meisje’ was. Ze had hem expres verleid.

‘Weet je wat het ergste was? Dat mijn moeder de kant van haar broer koos. Ze zei: je was al lang ontmaagd in Nederland. Ik zei: nee mama, niemand heeft me aangeraakt! Maar ze geloofde me niet. Dat heeft me echt gebroken. Dat deed het meeste pijn van alles.’

Ze slikt.

De relatie met haar moeder is ingewikkeld, zegt ze: Aisha wist wel dat haar moeder steeds tegen haar loog, haar ongelukkig maakte, en toch durfde ze niet tegen haar in te gaan. ‘Ze had me totaal in haar macht.’

Haar moeder vloog naar Egypte en regelde een maagdenvlieshersteloperatie voor dochterlief, die ook maar meteen besneden werd. ‘Het was midden in de nacht. Ik was helemaal daas van de narcose en hoorde ver weg de dokter zeggen: zo, nu heeft ze geen gevoel meer. Ze zal nu nooit meer naar mannen kijken.’

Ze zegt: vanaf toen zette ik mijn gevoel uit. ‘Ik moest overleven.’

Gehersenspoeld

Toen haar moeder Aisha voorstelde met de dertig jaar oudere voormalige buurjongen Mohammed te trouwen, was ze maar akkoord gegaan. Wat maakte het nog uit? Ze zou een mooie toekomst tegemoetgaan, zo spiegelden haar moeder en anderen haar voor. Nu zegt ze: ik ben gewoon gehersenspoeld.

De eerste klap kwam op de ochtend na de huwelijksnacht, toen ze haar moeder sms’te zonder toestemming van Mohammed. ‘Je zou denken: dan moet je meteen je tas pakken. Maar de ingewikkelde verstandhouding die ik met mijn moeder had, nam hij over. Ik dacht: dat hoort erbij. Nu is híj de baas over mij.’

Ze deed alles om het hem naar de zin te maken, dacht: misschien gaat hij dan van me houden. Maar nooit, nooit was hij tevreden. Vriendinnen en schoonzussen snapten haar niet: je hebt toch een mooi huis, zeiden ze, een rijke kerel, waarom klaag je zo? ‘Maar emotioneel was het vernedering na vernedering.’

De gedachte kwam voor het eerst bij haar op toen ze dochter Miral kreeg. Karim was dan twee. ‘Als ik hier blijf, gaat zij dit ook meemaken. Wil ik dat?’ Toch hield ze vol. Tot ze zeven maanden zwanger was van haar derde kind en Mohammed haar zo hard sloeg dat ze de baby verloor. Toen beraamde ze de eerste vlucht.

Kinderen op schaatsen

Trillend las Aisha in haar appartement de papieren van de rechtbank, ze was steenkoud van binnen, doodsbang, boos, alles tegelijk, volledig in paniek. Martijn probeerde haar gerust te stellen, een vriendin die ze uit Egypte kent, ving de kinderen op en hielp haar om haar verhaal op papier te zetten, via het Centrum IKO (zie kader) vond ze een advocaat.

Opnieuw schakelde ze haar gevoel uit. Parkeerde haar angst: nu niet, ik moet sterk zijn. Voor de kinderen. Voor Martijn. Wat die in die tijd met haar aan moest, snapt ze niet. ‘Ik was geen leuke en lieve partner, eigenlijk was ik niets, ik kon niets, alleen voor mijn kinderen vechten. Hoe kon hij houden van iemand die er niet voor hém was?’

Aisha had haar papieren keurig op orde, bewijsstukken, ze had een helder verhaal, terwijl Mohammed zijn afspraken niet nakwam. Ook bleek hij de kinderen niet erkend te hebben voor de Nederlandse wet, waardoor zij het eenhoofdige gezag heeft. En ze had nóg een ijzersterke troef in handen: tijd.

Tot een jaar na de ontvoering is het simpel: dan moet een kind gewoon terug, tenzij er keiharde bewijzen zijn dat er bijvoorbeeld sprake is van misbruik. Na een jaar kan de rechter beslissen dat de kinderen geworteld zijn in het nieuwe land, en dat ze daarom bij de ontvoerende ouder mogen blijven. Die moet dat dan wél kunnen aantonen – maar ook daar heeft Aisha over nagedacht.

Ze laat een dik pakket papieren zien. Briefjes van moeders van vriendjes. Van een pedagogisch medewerker die schrijft dat Karim en Miral zich zo goed ontwikkelen, goed Nederlands spreken en zulke vrolijke kinderen zijn. Zwemdiploma’s. Klassenfoto’s. Foto’s van schoolreisjes, van Karim en zijn vriendjes in ‘hup, Holland hup’ shirtjes. Beide kinderen op schaatsen. Miral in een roze balletpakje, of uiterst geconcentreerd aan het sjoelen. Kan het Hollandser?

Ze won.

Uitbundig opgemaakt

Een jaar later. Aisha wrijft over haar buik. Vier maanden is ze, en zielsgelukkig. ‘Blonde krullen en blauwe ogen’, lacht ze. ‘Voor minder ga ik niet. En ja, het is heel jammer dat ik hem niet kan laten zien waar mama vandaan komt. Maar het is niet anders.’

Ze kan er nooit meer naartoe. ‘Voor de islam ben ik nog steeds met hem getrouwd, dus juridisch gezien ben ik vreemdgegaan, en daarvoor kun je de doodstraf krijgen. Als ik daarheen ga, ben ik ten dode opgeschreven. Zo lang Mohammed leeft, ben ik niet veilig.’

En toch, ondanks alles, houdt ze van haar land. In het appartement waar ze woont met Martijn en de kinderen hangen prenten van piramides, met hiërogliefen. ‘Ik ben trots op mijn roots. Het is een prachtig land. Maar tegelijkertijd ken ik ook de andere kant, die heel duister is, die toeristen of zelfs daar wonende Europeanen niet te zien krijgen.’

Het gaat goed met haar.

Dit was met kerst, zegt ze, terwijl ze een foto laat zien. Een stralende Aisha, uitbundig opgemaakt, een strakke zwarte jurk aan, naast haar geliefde. Ze droeg alles XXL, zegt ze, ze schaamde zich, het is door hem dat ze dit durft, dat ze zichzelf durft te laten zien, dat ze zélf ziet hoe prachtig ze is. Ze laat de tatoeage zien die in een paar lijnen haar verhaal vertelt: haar kinderen, Martijn, het kindje dat ze verloor.

Haar ouders spreekt ze af en toe, haar vader heeft dit nooit voor haar gewild, weet ze zeker, ze houdt van hem, lijkt ook veel op hem, en hij heeft het niet gemakkelijk gehad. ‘Van hem weet ik zeker dat hij eerlijk is. Maar hij zit volledig bij mijn moeder onder de plak, en zij liegt, bedriegt en manipuleert. Als mijn moeder in Egypte zat, kwam hij wel eens langs. Hij deed alles voor me, schoonmaken, papieren ordenen. Ik denk wel eens: als mijn moeder er op een dag niet meer is, komt het wel goed tussen ons.’

Met haar moeder spreekt ze soms in de buurt af, zodat ze de kinderen even kan zien, maar ze voelt niets voor haar, zegt ze. ‘Ze weet niet dat ik samenwoon, dat ik zwanger ben. Ze wil het ook niet weten, soms belt ze en dan vraagt ze of ik buiten loop als ze zijn stem hoort. Tuurlijk mam, als jij dat wil’, smaalt ze.

Hoe anders is de band met Martijns ouders. De kinderen noemen hén opa en oma, met Sinterklaas zetten ze er hun schoen, alles kan en mag, niets is ze te veel. En ook al zit hun eerste biologische kleinkind nog in de buik, zij zeggen: ‘Dat is ons derde kleinkind.’

Karim lijkt sprekend op Aisha, net zo’n piekeraar, twee handen op één buik zijn ze. Hij probeerde haar te beschermen als ze werd geslagen, vindt het spannend dat er nu een broertje komt, maar maakte ook mee dat zijn ongeboren broertje of zusje overleed. ‘Rustig aan mama’, zegt hij bezorgd als hij vindt dat zijn moeder te druk doet. Hij en zijn zusje vertrouwen elkaar blind. ‘Ze konden lange tijd alleen op elkaar terugvallen.’

Met het geloof heeft Aisha helemaal niets. Nooit gehad, eigenlijk, als ze terugkijkt. Hoezo moet ik mijn haar bedekken terwijl mijn ogen verleidelijker zijn, waar slaat het op dat ik geen strakke broek aan mag en dat híj de hele dag stoned is? Het is een mooi geloof hoor, zegt ze, als je het op de juiste manier leest. ‘Natuurlijk, huppel vooral rond in een boerka als het je gelukkig maakt, maar val mij er niet mee lastig. Dat zeg ik ook gewoon. Ik heb de Koran van voor naar achter en andersom gelezen en nergens staat dat je een ander mag doden. Hoe die jihadisten ermee omgaan, daar krijg ik de kriebels van. Dat zijn heel erg enge mensen.’

Ze ziet ze kijken, de Marokkaanse moeders op het schoolplein, ziet ze denken. Een tatoeage, een Nederlandse vriend, ook nog zwanger, schande, schande. ‘Dan denk ik: laat me toch. Maak je druk om jezelf.’

Dat zegt ze ook tegen haar kinderen: mama gelooft niet meer, maar als jij wil geloven is dat prima.

Ze zegt: ‘Ik zal altijd accepteren wie mijn kinderen zijn en van wie ze houden. Ook als ze homo zijn of wat dan ook. Het zijn mijn kínderen!’

‘Weet je? Veel mensen hebben steun aan hun geloof, en dat is prachtig. Maar mij troost het juist om een goed mens te zijn. En goede mensen om me heen te hebben. Dat ook.’

In dit artikel zijn de namen van betrokkenen uit veiligheidsoverwegingen gefingeerd. Hun echte namen zijn bij de redactie bekend.

 Adobe Photoshop PDF

Centrum IKO

Voor haar vlucht had Aisha nauw contact met Centrum IKO, het Centrum voor Internationale Kinderontvoering. Dat staat ouders bij die te maken hebben met internationale kinderontvoering – als slachtoffer of als dader. Ook is het Centrum IKO de landelijke gesprekspartner met de politiek en geeft het voorlichting, bijvoorbeeld op scholen. Elk jaar houdt het bij hoe veel kinderen niet terugkeren na de zomervakantie. Dit jaar waren dit er 25, zes meer dan vorig jaar. De kinderen werden meegenomen naar België, Egypte, Brazilië, Zwitserland, Turkije en Rusland.

In totaal bleven vorig jaar 247 kinderen weg, of werden juist meegenomen naar Nederland. Bij IKO kwamen nog eens 355 serieuze dreigingen binnen. In zeventig procent van de gevallen nam de moeder de kinderen mee.

Sinds vorig jaar moeten wordt alleenreizende ouders geadviseerd een formulier bij zich te dragen waarin de andere ouder toestemming geeft. Dat moeten ze desgevraagd aan de marechaussee kunnen overleggen.

Kinderontvoering wordt enorm onderschat, zegt IKO-directeur Coşkun Çörüz. ‘Mensen hebben echt geen idee hoe vaak het voorkomt, omdat het zich letterlijk ver weg afspeelt. De kinderen zijn weg, die zie je niet meer. Daardoor lijkt het minder urgent. De politieke druk om het aan te pakken, de maatschappelijke onrust, die ontbreekt.’

Ook bij de politie is het vaak een blinde vlek, zegt hij. Die denkt vaak: dat zit in de relatiesfeer, daar moeten we ons maar niet mee bemoeien. ‘Daardoor wordt er soms te laat of niet adequaat gereageerd, terwijl juist die eerste uren zo cruciaal zijn.’

 De illustraties bij dit artikel zijn gemaakt door Zenk One.

 

 

Reacties zijn gesloten.