Het verhaal van… de computerverslaafde

20131202-142635.jpg

Vrij Nederland, 30 november 2013

Op het dieptepunt van zijn verslaving zat Jurgen Reen (21) wekelijks ruim 80 uur achter de pc. Nu is hij clean. 

‘Jarenlang was de enige lichaamsbeweging die ik kreeg het wisselen van mijn voeten over elkaar. Dat, en het draaien van sjekkies. Als ik langer dan twee uur achter de computer zat, klemde ik onbewust mijn tanden op elkaar – vooral bij race- of schietspelletjes. Als ik even pauze nam, merkte ik dat mijn kaakspieren vastzaten en mijn voortanden pijn deden. Ik sliep nauwelijks en kwam amper mijn kamer uit. Er gingen dagen voorbij dat ik mijn ouders niet sprak, terwijl we in hetzelfde huis woonden. We hadden een oude computer die een keer vastliep. Ik werd helemaal gek, pakte het ding op en flikkerde het in de container.’

Ik was altijd al een spelletjespersoon – of het nou bordspellen waren, de oude Commodore of online spelletjes. Vanaf mijn twaalfde zat ik al heel vaak achter de pc, twee jaar later begon ik met pokeren. Ik was erg toegewijd, speelde veel toernooien online, vanwege het tijdsverschil soms midden in de nacht. Als mijn ouders naar bed gingen, was ik vaak nog klaarwakker.

In het begin was ik moe en ging ik even liggen als ik ’s middags uit school kwam. Maar soms dacht ik ook: ammehoela, ik neem wel wat extra cola. Ik hield het steeds beter vol. Op een gegeven moment werd ik gewoon niet meer moe.

Mijn wereldbeeld was in die tijd erg somber. Ik kwam al vrij jong met justitie in aanraking, kreeg een vriendin die het uitmaakte, en veel vrienden kozen haar kant. Ik woon in een klein dorp waar niets te doen is en amper leeftijdsgenoten wonen. Mijn klasgenoten gingen op stap, maar ik had nooit geld om mee te gaan. Dat frustreerde me, ik vond het oneerlijk en had het gevoel dat iedereen tegen me was. Op mijn dertiende begon ik met blowen, eerst om te experimenteren, vaak met klasgenoten. Later, toen het een gewoonte werd, blowde ik steeds meer alleen. Op school ging het steeds slechter. Na een start op havo/atheneum zakte ik af naar vmbo 2 en later vmbo 3.

Via msn kreeg ik een relatie met een meisje in Noorwegen. Zij kwam een paar keer hierheen, ik zocht haar op. Maar vooral zaten we dagenlang te chatten. Als ik niet met haar chatte zat ik te gamen, een serie te kijken of een film te downloaden.

Zij was mijn grote liefde, maar ze maakte het uit. Ik was er kapot van, voelde me eenzaam en verlaten. Ik stopte met school, wilde tijd voor mezelf, nadenken. Heel narcistisch. Ik was toen achttien. Nadat ik met school was gestopt, was er geen houden meer aan. Als ik veertig uur in een week sliep, was het veel. Zat ik tachtig uur achter de computer, dan was het weinig.

Mijn ouders ontliep ik, ze konden me amper bereiken. Als we elkaar zagen, maakten we ruzie en vluchtte ik naar boven of naar de coffeeshop. Zelf zag ik geen enkel probleem. Ik dacht: ‘ik heb hier plezier aan, het is alles wat ik heb, de rest kan stikken.’

Ik hield vooral van 2D spelletjes. Real Time Strategy bijvoorbeeld, of schietspelletjes, waarbij je heel strategisch moet spelen en goed moet nadenken om de tegenstander steeds een stapje voor moet blijven. Ik deed mijn best om te winnen, maar zat vooral achter de computer om iets te doen te hebben. Het werd een gewoonte, de uitdaging was weg. Ik vond het niet meer leuk, maar kon er ook niet mee stoppen.

Ik wist gewoon niet wat ik anders moest doen. Een stuk fietsen, in mijn eentje – daar haalde ik geen plezier uit. Er wonen hier amper leeftijdsgenoten. En áls ik eens met klasgenoten afsprak, kwamen ze niet opdagen. Dat bevestigde alleen maar wat ik al dacht: zie je wel, iedereen is tegen me. Dus kroop ik maar weer achter de computer en rookte een blowtje. Het was niet zo dat ik genoot van de anonimiteit, of online op zoek ging naar vrienden. Ik leidde ook geen dubbelleven. Ik leidde gewoon één kutleven.

Op een dag lag er een brief in de bus van iemand die schoolverlaters aanpakt. Of ik iets voelde voor dagbesteding in Sneek. Ik nam het niet heel serieus, ging soms wel, soms niet, verveelde me snel. Maar ik knapte wel een beetje op. Langzaam werd de band met mijn ouders weer iets beter.

20131202-142603.jpg

Via de dagbesteding hoorde ik over Het Bauhuus, een speciale jongerenkliniek in Groningen van Verslavingszorg Noord Nederland. Mijn contactpersoon vroeg of ik me daar vrijwillig wilde laten opnemen, ik zei dat ik erover zou nadenken, maar eigenlijk voelde ik er niets voor. Ik vond zelf immers dat ik geen enkel probleem had.

Het zetje kwam uit onverwachte hoek. Een jongen met wie ik veel optrok op de dagbesteding was ook afgekickt in Het Bauhuus. Die jongen woonde inmiddels op zichzelf en had een eigen leven, eigenlijk alles wat ik ook zou willen. Ik keek tegen hem op en was stiekem een beetje jaloers. Toen besloot ik om af te kicken.

Zes maanden heb in de afkickkliniek gezeten, in een groep met andere jongeren, die verslaafd waren aan van alles: ghb, lsd, cocaïne, alcohol. We volgden therapie, sportten en moesten dagboeken bijhouden: hoeveel trek we hadden, en waarin dan precies. Dat bespraken we allemaal in de groep. We hadden ook individuele sessies. Ik had bijvoorbeeld problemen met assertiviteit en leerde beter voor mezelf opkomen. De meeste groepsgenoten waren jongens van de straat. Alfamannetjes, die samen met vaak oudere jongens blowden of rookten. Ik beleefde mijn verslaving juist alleen, zonderde me heel erg af.

In de kliniek deelden we per groep een woonkamer. Daar stond wel een computer, maar achter een luik met een slot erop. Soms hadden we de pc nodig voor een opdracht, of om iets te typen of op te zoeken. Wie hem wilde gebruiken, moest de sleutel vragen en afspreken hoe lang hij erop wilde. Dat was wel even anders dan ik gewend was. Maar ik ben heel rationeel ingesteld: ik wist dat hij daar stond, en dat ik er niet bij kon. Dat was gewoon zo.

In de loop van die zes maanden mochten we steeds vaker en langer met verlof naar huis. Daar maakten we afspraken over: ik mocht bijvoorbeeld maximaal anderhalf uur achter de laptop, en die moest naar beneden – ik mocht er niet alleen mee op mijn kamer zitten.

Tijdens die weekenden speelde ik bordspelletjes met mijn moeder en ging ik mee naar het darten. Een paar keer vergat ik de tijd, zat ik iets te lang achter de computer. Eén keertje ging ik echt in de fout. Ik had met een meisje afgesproken. Toen ze niet kwam opdagen ben ik met mijn domme kop de coffeeshop in gelopen. Ik heb naar Groningen gebeld om het op te biechten. Het moeilijkste was om het mijn ouders te vertellen.

In die zes maanden hadden we ook systeemtherapie: praten met mijn ouders en een therapeut erbij. Toen mijn ouders tijdens die gesprekken hoorden hoe eenzaam ik me had gevoeld, waren ze daar heel erg door geraakt.

Het was heel emotioneel om weer weg te gaan uit de kliniek. We waren een hechte groep en hadden veel met elkaar gedeeld, ook veel lol. Ik was er socialer door geworden en zag er erg tegenop niet elke dag meer op de groep te zitten, zonder die structuur van alles op gezette tijden.

Ik ben blij met hoe het nu gaat, ik ben een ander persoon geworden. Ik doe weer een opleiding en loop stage. Uiteindelijk wil ik Sociaal Agogische Wetenschappen gaan doen, zodat ik zelf verslaafde jongeren kan helpen. In Groningen leerde ik dat er meer opties zijn dan alleen maar mokkend thuis zitten. Ik kan begrijpen hoe het toen is gegaan, maar het spijt me dat ik mijn ouders zo veel verdriet heb gedaan. Ik zat vol boosheid. Nu zie ik: ze waren gewoon bezorgd.

Als ik wakker word, klap ik nog steeds als eerste mijn laptop open. En ik zit nog wel eens twee uur te gamen, en misschien kijk ik daarna nog een aflevering van iets. Een jaar of drie geleden had ik er na één aflevering nog eentje bekeken, dan nog een spelletje gedaan, en dan was ik daarna nog een film gaan kijken. Nu ken ik ook alternatieven, en ik ben zelfstandiger geworden. Was ik niet afgekickt, dan hadden mijn ouders me misschien wel het huis uit gezet.

Het blijft een zwakke plek, maar ik ben niet bang om terug te vallen. En mocht er wel iets gebeuren, dan kan ik altijd mijn contactpersoon bellen. Tot nu toe is dat nog niet nodig geweest. Ik denk dat ik het onder controle heb.’

De foto’s bij dit artikel zijn gemaakt door Adrie Mouthaan

Reacties zijn gesloten.