Trouw, 1 april 2022
Woensdagavond werd hij beëdigd in de raadszaal van de gemeente Oldambt. Communistenvoorman Engel Modderman (70) is al veertig jaar raadslid. Maar met deze recente beëdiging gaat hij zijn laatste periode in. Zegt hij. Toch? Hij grinnikt. “Waarschijnlijk.”
Het partijkantoor van de Verenigde Communistische Partij in Winschoten houdt het midden tussen een spreekkamer en een museum. Een spreekkamer waar drie dagen in de week mensen kunnen aanschuiven met problemen of voor koffie en een praatje. Een museum gewijd aan de geschiedenis van de partij, van de ideologie en aan de inspiratoren daarvan.
Che Guevara kijkt mee over Moddermans schouder, schuin achter diens werkplek – geschilderd tegen een achtergrond van fel scharlakenrood, door kunstenaar Mello Schwertmann uit Finsterwolde – die ook portretten maakte van Lenin, en van oprukkende bolsjewieken, onderweg naar Sint Petersburg. Maar Che hangt ook aan andere wanden, in die ene iconische pose die iedereen kent, of in een andere, al dan niet samen met Fidel Castro. Hij staat op de schouw, tussen andere parafernalia: een doosje Cubaanse sigaren, een model van een Amerikaanse slee. Guevara prijkt inktzwart op de bovenarm van Modderman, en, zij het in afgeleide vorm in het paspoort van diens zoon en kleinzoon. Modderman noemde zijn zoon Ernesto Che. Die noemde vervolgens zíjn zoon Che Ronan.
Wie denkt dat Engel Modderman uitzondering is: neen. Niet in Oost-Groningen, waar zo’n beetje iedereen die vijftig jaar geleden achttien werd en een eerste auto kreeg, die dra van een Che-sticker voorzag. Waar El Comandante je onder het douchen na het voetballen in meervoud aankijkt vanaf bovenarmen, schouders en ruggen. Waar op 9 oktober 2017, de vijftigste sterfdag van Guevara, de vlaggen halfstok hingen.
Waarom juist hier? Nou, zegt hij, dat is niet zo raar. Oost-Groningen kent een lange en bewogen geschiedenis van onderdrukking. Van stinkend rijke herenboeren die hun arbeiders uitbuitten, hen betaalden door ze munten toe te werpen en ze erom te laten vechten, vernederend, als kippen om een graantje.
Hoogtijdagen
Tegenstellingen en ontevredenheden zijn vruchtbare voedingsbodems voor ideologieën. Voeg daarbij een snufje perifere ligging en je zit gebeiteld – zo voelden communistische voormannen aan het einde van de negentiende eeuw. Ze beloofden de arbeiders beterschap. Dat sloeg aan, de communisten wonnen snel terrein.
De jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw waren hun hoogtijdagen. Eind jaren tachtig kwam er, in navolging van Oost-Europa, de klad in het communisme, en in 1991 ging de Communistische Partij Nederland op in GroenLinks. Maar in Oost-Groningen bleven de communisten redelijk stabiel aanwezig, en bij de afgelopen gemeenteraadsverkiezingen haalden Modderman en zijn kameraden drie zetels binnen in de gemeente Oldambt – net zo veel als in de vorige periode.
Anderhalve eeuw na de opkomst van het communisme in Oost-Groningen hebben de tegenstellingen van weleer hun scherpe randjes verloren, hoewel sommige ouderen nog precies weten wie er destijds ‘fout’ waren en wie ‘goed’. De graanmagnaten en hun arbeiders mogen dan uitgestorven zijn, economisch goed gaat het geenszins in Oost-Groningen. De strokarton- en de aardappelzetmeelindustrie verdwenen, er kwam nauwelijks iets voor terug. Menig plan werd in de afgelopen decennia opgetuigd om het gebied uit het slop te trekken, maar nog altijd voert het lijstjes aan waar je als regio niet op wil staan: armoede, werkloosheid, laaggeletterdheid.
Modderman merkt het, zegt hij, aan de mensen die aankloppen bij zijn partijkantoor, omdat ze een akkefietje hebben met organisatie zus of instantie zo. Of die hem thuis bellen, soms op zaterdagavond, als hij blij is dat hij nét even zit. “Ik sta ze altijd te woord. Je kunt het niet maken om te zeggen: nu even niet.”
Onneembare bunker
Dit is, zegt hij, wat hem dreef, wat hem drijft, al die jaren. Opkomen voor mensen die het moeilijk hebben. Hen de weg wijzen in wouden van regels, drempels verlagen. “Voor veel mensen is een gemeentehuis een onneembare bunker.”
Dat is erger geworden, zegt hij, na de verschillende herindelingen. In 1990 werd de gemeente Scheemda uitgebreid met Midwolda en Nieuwolda, en werden de gemeenten Beerta, Finsterwolde en Nieuweschans samengevoegd tot Reiderland. En in 2010 gingen Reiderland, Scheemda en Winschoten samen op in de nieuwe gemeente Oldambt – één gemeente waar er eerst zeven waren. Grote gemeenten betekent per definitie meer afstand, letterlijk én figuurlijk. “Ik begon in Midwolda, een gemeente met vierduizend inwoners. Als er toen een probleem was, liep ik mee naar het gemeentehuis en dan werd het terstond opgelost. Nu moet je eerst een e-mail sturen naar het bestuurssecretariaat in Winschoten, en dan mag je heel blij zijn als je binnen twee weken een afspraak hebt.”
Nou had die openheid ook zo zijn nadelen, erkent Modderman. Hij grinnikt als hij terugdenkt aan die keer dat een man het gemeentehuis in Midwolda bestormde met een bijl in de hand. Het heerschap in kwestie was ‘echt een aparte’ en zou de burgemeester wel even een lesje leren. “Dou eem kalm aan”, probeerde Modderman hem te sussen. “Dit kin toch nait? Kinst dij man toch nait mit n biele haauwen’’, doe eens rustig, dit kan toch niet, je kunt die man toch niet met een bijl hakken. Uiteindelijk taaide de bijlenzwaaier af.
Modderman maakte nog mee dat er elke drie maanden een ambtenaar naar de raadsvergadering kwam om elk raadslid een loonpuutje te overhandigen: een zakje met de vergoeding. De vergadering was nog niet voorbij, of ze stoven met puutje en al richting hotel Gemeentehuis, waar het honorarium in ruil voor spiritualia in de kas van de kastelein verdween.
Een leren jas vol eieren
Achttien was Modderman toen hij verkering kreeg met Greetje, haar beide opa’s waren wethouder geweest voor de CPN, de ene in Beerta, de andere in Finsterwolde. Gesprekken met haar familie de stand van de wereld, de Vietnamoorlog, al die dingen samen wakkerden iets in hem aan. Hij hing eens een Vietcongvlag in top van het gemeentehuis. En in 1971 had hij stiekem eieren verstopt in zijn leren jas, klaar om de Kamerleden mee te bekogelen die naar Winschoten kwamen om te praten over de economische malheur in Oost-Groningen. Duizenden demonstranten waren op de been, onder wie een twintigjarige Engel Modderman. Maar wat gebeurde er? Agenten namen hem te grazen. Het struif droop uit zijn jas.
Het verhaal is een van vele die Modderman liet optekenen door de Groninger journalist Erik Hulsegge, het boek Engel verscheen eind vorige maand. Roemruchte verhalen zijn het, met rauwe randjes en een zweem van kwajongensheroïek.
Ten tijde van de boekpresentatie was de hoofdpersoon zelf in het ziekenhuis opgenomen met hartritmestoornissen, een oude kwaal, zoals hij er veel heeft – een zwakke rug, copd, onder meer. Amper uit het ziekenhuis ging hij rap verder met de verkiezingscampagne. Niet meer met een Lada met megafoon erop, zoals vroeger. “Maar gewoon met flyers.”
Hoe het rode bolwerk een blauwtje liep
Modderman mag al veertig jaar in de raad zitten – zijn partij bestaat pas 22 jaar. In 1990 splitste hij zich af van moederpartij NCPN (Nieuwe Communistische Partij Nederland, die eerder was ontstaan toen de Communistische Partij Nederland opging in GroenLinks). Dat deed hij vanwege een vertrouwensbreuk omtrent Blauwestad – een megagroot woningbouwproject dat welgestelde westerlingen naar Oost-Groningen moest trekken.
“We zaten toen in twee gemeenten: Scheemda en Reiderland, er we hadden afgesproken dat we allemaal tegen zouden stemmen. Maar wat gebeurde er? Op het allerlaatste moment stemde Reiderland alsnog voor. Ze hadden zich laten omkopen met een fietspad tussen Beerta en Nieuweschans. Dat ligt er nu, en wat denk je? Je kunt elkaar niet eens passeren, zo smal is het.”
Ziedend begon Modderman zijn eigen partij. De woede ging nooit weg: als hij en de NCPN’ers elkaar op straat tegenkwamen, werden er strak hoofden omgedraaid, grimmig en groetloos. Bij de eerstvolgende verkiezingen wonnen Modderman en kompanen ten koste van hun voormalige kameraden. Inmiddels is de oorspronkelijke partij, na het sterven van de kopstukken, weggevaagd.
Hij wil ze eigenlijk niet afbranden, zegt Modderman, want ze hebben lang samengewerkt, en eerlijk is eerlijk: de oude garde heeft wegen geplaveid voor de huidige. “Maar hun starheid stond me tegen. Ze hebben nooit willen vernieuwen, nooit met de tijd willen meegaan of willen investeren in jonge aanwas. Hun jongste lid was 68.”
“Het oude communisme”, noemt hij de ideologie van zijn voormalige partijgenoten. “De idealen zijn hetzelfde als die van ons. Maar de uitvoering is anders.” Het zit ‘m in het autoritaire, zegt hij, dat er één iemand de baas is, die verheerlijking van Stalin – hij kon zich er al tijden niet in vinden. “En Blauwestad was de druppel.”
Dure datsja’s
Modderman heeft, hoewel hij er wel vaak mee geassocieerd is, nooit iets met de Sovjet-Unie of Oost-Duitsland gehad. Ook met het huidige Rusland heeft hij niets. De dure datsja’s, de absurd rijke oligarchen – dat is niet het ware communisme, zegt hij, het heeft niets te maken met mensen gelijk behandelen en inkomensgelijkheid. Hoewel hij Russische, maar ook andere, sites en zenders volgt, voor een bredere blik, hoewel de toestand in Oekraïne hem raakt, is hij sowieso niet erg bezig met andere landen. Toen de gemeente Oldambt de Oekraïense vlag wilde laten wapperen, reageerde hij bewust niet. “Waar zijn de vlaggen voor al die andere soevereine staten die zijn binnengevallen?” Veel liever richt hij zich op Oost-Groningen, daar is genoeg werk aan de winkel.
Waren zijn voormalige kameraden meer op Russische leest geschoeid, zelf heeft hij meer met het communisme van – het zal niemand verbazen – Cuba. “Rusland had het hele Oostblok om zich heen waar allemaal communisten zaten. Cuba stond er alleen voor, dat moest, en moet, opboksen tegen de grote Verenigde Staten met al hun embargo’s. Che Guevara begaf zich onder de gewone mensen, kwam voor hén op.”
Eenzaam opboksen tegen een veel grotere en machtigere vijand – waar zagen we dat ook alweer nog meer, beduidend dichter bij huis? Modderman denkt even na over de vergelijking en zegt dan: “Ja, dat klopt denk ik wel. Precies zo worden wij hier in Groningen ook niet serieus genomen door het Westen.”
Begin jaren zeventig al riepen boze Groningers dat Groningen een wingewest was voor de Randstad. Om te memoreren hoe die vlag er anno 2022 bij hangt, hoeven we alleen maar terug te denken aan de fakkeltocht afgelopen januari, toen een spandoek schreeuwde: ‘Haagse regeerzwijnen laten het Noorden wegkwijnen!’
Geen figuurzaagfiguur
Heeft het communisme toekomst? Absoluut, zegt hij, zonder aarzeling. Het zal veranderen, met de tijd meebewegen, zoals hij dat zelf ook heeft gedaan, en doet, met zijn partij. Maar hoe de wereld er over honderd jaar bij ligt? “Dat weet ik niet. Dat maak ik niet meer mee.”
Veertig
jaar raadslid, twee herindelingen, acht burgemeesters. Engel Modderman heeft
heel wat zien komen en gaan. Vrienden gemaakt, vijanden ook. En nooit overwogen
om te stoppen? Nee, zegt hij, gedecideerd. “Ik zou niet weten wat ik thuis zou
moeten doen. Ik heb geen hobby’s. Ik ben geen vogelhuisjesschilder of een
figuurzaagfiguur.”
Dit, zegt hij, en hij gebaart naar de kamer, de twee vrouwen die juist het pand
verlaten, zijn partijgenoot en beoogd wethouder die hen uitlaat. Dit is zijn
leven. “Voor mensen opkomen die het moeilijk hebben. Ik denk dat ik daar niet
zonder kan, het is onderdeel van mijn leven. Zo werkt dat. Tenminste: bij mij.”
Hij steekt nog maar eens een sigaret op. Geen Cubaanse sigaren, wel een diep doorrookte lucht hier aan de Torenstraat. De gipsen rode sterren op satéprikkers in plantenbakken, tikte hij op de kop bij de Blokker, eigenlijk is het kerstversiering. Ook op de ramen van het partijkantoor prijkt de rode ster. Het symbool van de communistische partij, ook het logo van Heineken, grinnikt Modderman. Het is maandag, begin van de middag, buiten komt Winschoten weer krakend tot leven na het weekeinde. De koffieshop is nog dicht. Hij heet Havana.
De foto’s bij dit artikel zijn gemaakt door Reyer Boxem