Trouw, 18 november 2017
Begin 1995 verongelukte Pim van der Lee uit Veghel. Tot verbazing van velen zochten zijn ouders contact met de chauffeur en pleitten ze voor vrijspraak. Journaliste Karin Sitalsing was destijds bevriend met Pim. Na 22 jaar zoekt ze zijn ouders en zusjes op.
Pim en ik zaten op dezelfde middelbare school. Ons vriendenclubje was een tamelijk alternatievig zootje ongeregeld, bezeten van snoeiharde gitaarmuziek. Elke vrijdag stonden we tot in de kleine uurtjes te headbangen op Guns n’ Roses en Rage Against the Machine, want dan was het hardrockavond in the Eagle, die ‘foute tent’ waar mijn moeder ‘allemaal van die rare verhalen’ over hoorde.
Pim spaarde voor rijlessen, zou binnenkort eindexamen doen, en was al aangenomen op de kunstacademie. Zijn tekeningen stonden in de schoolkrant en hingen ingelijst aan de muren van onze school. Pim had lang haar, leren jasjes, strakke spijkerbroeken en een ongelooflijk klein hartje. Het jaarlijkse rondje langs zijn krantenwijkklanten met Kerst vond hij stom, dus dat sloeg hij over, maar zíj zetten de wekker om hem zijn envelopje te geven – om half zes in de ochtend.
Als cadeautje voor mijn achttiende verjaardag had Pim met zorg velletjes briefpapier en enveloppen bij elkaar gezocht in verschillende kleuren paars, mijn lievelingskleur. Twee maanden later, op zijn begrafenis, gaf ik Pims ouders een van die velletjes, met een gedicht dat ik voor hem had geschreven. Zijn moeder troostte me. Zíj míj. Ik weet nog dat ik dacht: ik ben alleen maar een vriend kwijt, moet dit niet andersom zijn? Maar ik kon niet stoppen met huilen.
Ik weet het nog zo goed. De begrafenis, op zaterdagochtend. Het volle parkeerterrein omdat de kerk te klein was. Het zelfgeschreven liedje van een vriend. De klasgenoot die Zombie van The Cranberries speelde op de piano. Iemand van school die sprak. Het cassettebandje dat twee vriendinnen en ik maakten met liedjes die ons aan Pim deden denken. Samen legden we het op de kist, want waar Pim ook heen ging, no way dat hij daar zonder muziek kon. Het was koud, somber, februarigrijs. Op Stairway to Heaven werd hij naar buiten gedragen.
Maar wat ik op die dag niet wist, wat bijna niemand wist: tussen die huilende vrienden en familie zat de man die Pim vier dagen eerder onder zijn vrachtwagen had gekregen.
Een zoen
Ik spreek Pims ouders en zijn zusters Rita en Janny in het ouderlijk huis, nog steeds op hetzelfde adres, aan een drukke, doorgaande weg aan de rand van Veghel – als je voor op de stoep staat, kun je de plek van het ongeluk zien. Ze zijn ouder geworden, ik ook. Alleen de jongen in het lijstje op de schouw, bij een brandend waxinelichtje, blijft voor altijd negentien, gestold in de tijd.
Het was een dinsdagochtend toen Pim zijn moeder Mia een zoen gaf voor hij naar school ging. Dat vond ze raar, anders was het altijd ‘Houdoe mam!’, en weg was-ie. Maar in haar naai-atelier was die ochtend een nieuwe stagiaire begonnen. “Een keimooi meidje”, lacht Mia. “Hij wilde gewoon even naar haar kijken.”
Pim was net weg toen het gebeurde. Hij ging rechtdoor, de vrachtwagen sloeg rechtsaf. Een fractie van een seconde, een dode hoek, een tijdelijk verkeersbord dat er stond vanwege de wegwerkzaamheden en dat de chauffeur het zicht ontnam. De klap. De rib die Pims hart doorboorde.
Moeder Mia zag verbaasd de auto’s in de straat, normaal gesproken was ze gaan kijken, maar ze kon moeilijk de nieuwe stagiaire alleen laten. Even later, de agentes aan de deur. Vader Piet werd van zijn werk gehaald, de beide dochters van school. In een witte Fiat Panda, weet Janny (36) nog, die toen dertien was. “Met een geurbuiltje dat naar vanille rook. Ik word nog altijd een beetje onpasselijk van die lucht.”
”Het was Pims tijd”
“Het was Pims tijd”, zegt Mia (67) nuchter. “Ik geloof echt dat hij naar een andere dimensie is gegaan.” Een week voor het ongeluk hadden ze Pims oma begraven. “Ik denk dat zij hem nodig had om daarboven een beetje de orde te verstoren”, knipoogt ze.
Mia ziet nog voor zich hoe ze haar eerste kind leerde fietsen, hem nakeek als hij naar de bakker ging, een klein menneke op een klein fietsje, mandje achterop. Al haar kinderen leerde ze: als je in een botsing komt, spring snel van de fiets. Maar op die dinsdagochtend had Pim geen schijn van kans. Als hij tegen de laadbak was gekomen, was hij in een tuin beland, maar hij raakte het wiel en werd onder de vrachtwagen geslingerd.
Pims vrienden waren kapot van verdriet en woede. Met de armen om elkaar heen stonden ze in een kring op de plek van het ongeluk. Een plechtig moment, een bezwering: die chauffeur zouden ze wel even een lesje leren.
Bij Pims ouders thuis
Maar twee dagen na het ongeluk zat, in het diepste geheim, diezelfde chauffeur bij Pims ouders thuis. Ze hadden alle lichten aangedaan in de ietwat donkere woonkamer, zodat hij zich veilig zou voelen. De deur op slot om confrontaties voorkomen met wraakzuchtigen.
De chauffeur bleek André te heten. Hij was eigenlijk monteur en reed niet meer wegens gezondheidsklachten, maar op die ochtend moest er iets worden opgehaald.
Och jongen toch, zei moeder Mia die avond tegen hem, nadat hij verteld had hoe het was gegaan. Hoe hij Pim niet had kunnen zien. Hoe hij dacht dat hij over een drempel reed, hoe er geen drempel was. Hoe hij uitstapte en Pim zag liggen. “Het heeft zo moeten zijn. Je krijgt een kind, en je weet nooit hoe lang het bij je mag blijven. Jij kon er ook niets aan doen.”
Verwarde en woedende vrienden
Het raakt me om dit te horen, want ik was zelf een van die totaal verwarde en woedende vrienden van weleer. Ik slik. Mia gaat verder.
“Moesten wij zijn leven kapotmaken? Dan waren er twéé gezinnen verwoest. Ons kon niets meer gebeuren, maar hij was 29, pas getrouwd, had zijn leven nog voor zich.”
Stilte.
“Weet je”, zegt Mia, “hij was zelf nog zo’n jungske.”
Ze gingen met z’n allen mee naar de rechtbank, Piet las een slachtofferverklaring voor waarin hij pleitte voor vrijspraak. De officier eiste iets van vijf jaar ofzo, ze weten het niet meer precies, maar wel dat ze het belachelijk hoog vonden.
Piet (69): “Ik heb zelf zo veel op de weg gezeten. Het had mij ook kunnen gebeuren. Het was een ongeluk, zonder schuldigen. Waarom zou je je dan zo vol haat op iemand storten?”
Uiteindelijk kreeg André een voorwaardelijke rijontzegging en een geldboete.
12 november
Ze hielden contact, en elk jaar op 12 november, Pims geboortedag, stuurde André hun een bos bloemen. Toen ze een keer bij André en zijn vrouw Petra op bezoek gingen, stond daar een foto van Pim, met een kaarsje erbij. “Precies zoals bij ons.”
Op een gegeven moment bouwden ze het contact wat af, bewust, zegt Mia, want: ze moesten door, zij allemaal, ook André en Petra. “Wie achteromkijkt, wordt een zoutpilaar.” Wel bleven ze elkaar op de hoogte houden van grote dingen: de geboortes van kinderen, van kleinkinderen, en André en Petra waren bij het 25-jarige huwelijk van de Van der Lee’s. En altijd beschermden die de identiteit van de chauffeur, want je weet maar nooit.
Toen sloeg bij André het noodlot toe. Op elf dagen na elf jaar na de dood van Pim overleed hij aan een hersentumor. Hij was veertig jaar.
Bidprentje
Mia haalt het bidprentje tevoorschijn. Op de ene kant staat ‘De allerliefste papa van de hele wereld’ in kinderhanepoten, op de andere een foto. Voor het eerst zie ik de man die tot dat moment voor mij geen gezicht had, geen andere naam dan ‘de chauffeur die Pim doodreed’. Kortgeknipt, donker haar. Hij kijkt peinzend de verte in.
“Een enkeling herkende ons op zijn begrafenis. Zijn baas schoof stoelen voor ons bij.”
Dat het ook anders kan, weten de Van der Lees maar al te goed. Een jaar of zes na Pims overlijden kreeg Janny een relatie met een jongen die zélf een ongeluk had veroorzaakt – hij was dronken, had al vaker gereden met alcohol op. Zíjn slachtoffer, een 32-jarige vrouw, lag twee jaar in coma voor ze stierf. Tijdens de rechtszaken zat Janny achter kogelwerend glas, via de achterdeur kwam ze de rechtbank in om zoveel mogelijk gevrijwaard te blijven van de scheldkanonnades van de familie van het slachtoffer, er kwamen haattelefoontjes en dreigbrieven, een steen door een autoruit, en elke keer als zij en haar geliefde de gang naar het gerechtsgebouw maakten, namen ze een andere route, op hun hoede of ze achtervolgd werden.
Heel anders
Natuurlijk, zeggen de Van der Lee’s nu, die situatie was heel anders: er was drank in het spel, dat was bij Pim niet het geval. Maar naar was het wel. En een bizar toeval ook: twee gezinnen zo verbonden en verdeeld door het verlies van een kind aan een ongeluk. Pims ouders en de ouders van het andere slachtoffer gaven er in 2002 een interview over aan het Brabants Dagblad. “Iemand op zijn donder slaan kan alleen als je hem niet buiten laat staan”, zei Piet toen, en zo staan ze er nog steeds in: wie schiet er iets op met wrok en woede?
Pims ouders zijn blij, zeggen ze, dat André in elk geval twee kinderen heeft mogen krijgen. Petra zien ze nog af en toe.
Het contact met André heeft hen zeker geholpen het verlies van Pim te verwerken, zeggen ze. Janny: “Mensen hebben de neiging om dingen in te vullen die ze niet weten. Zo maken ze hun eigen waarheid. Maar wij wísten wat er gebeurd was, want dat heeft André ons verteld. Hij heeft hem als eerste gezien. André was net zo goed slachtoffer.”
Onvaste stem
Het helpt ook, zegt Piet, dat ze er als gezin altijd veel over hebben gesproken. “Soms was dat verdomd moeilijk”, zegt hij met onvaste stem. “En het verwerkingsproces gaat nog steeds door.”
Mia fietst sinds Pims overlijden een andere route naar het centrum, zo hoeft ze niet langs de plek van het ongeluk. Eén keer probeerde ze het, maar het voelde niet goed.
Bij Rita (40) sloeg de angst toe toen ze zelf moeder werd. “Als ik met de jongens ging fietsen en een vrachtwagen hoorde, keek ik om me heen naar vluchtwegen: welk paadje kan ik inslaan?”
Precies zoals bij henzelf
Janny kreeg eerst een zoon, twee jaar later een dochter, vier jaar later weer een dochter. Precies zoals bij henzelf thuis: Pim, twee jaar later Rita, vier jaar later Janny. “Over twee jaar is mijn Bram negentien. Dat vind ik wel griezelig.”
Sommige mensen vinden het raar dat ze op deze plek zijn blijven wonen, maar misschien is het juist wel fijn en troostrijk dat Pim daar ook woonde, is hij er toch nog een beetje bij. Gek genoeg voelt het voor mij ook zo, ik voel hier meer dan bij zijn graf. Zijn huis, zijn familie, zijn omgeving, alsof hij zo weer kan komen binnenwandelen. Op de kast staat zijn buste die een tante boetseerde, aan een woonkamerwand hangt een enorme tekening van een boom die Pim nog eens maakte. Het kaarsje bij zijn foto brandt al langer dan dat hij geleefd heeft.
Och, zegt Mia. “Eigenlijk is hij nooit echt weggegaan.”
De echte namen van André en Petra zijn bij de redactie bekend.
De foto’s van Piet en Mia en van Pims tekeningen zijn gemaakt door Jörgen Caris. De foto van Pim is privébezit.
Verkeersslachtoffers
Morgen, op 19 november, worden wereldwijd alle verkeersslachtoffers herdacht. In Middelburg komen jaarlijks een paar honderd nabestaanden samen.
In 2016 kwamen in Nederland 629 mensen om in het verkeer, meldde het CBS dit voorjaar. Dat zijn 8 personen meer dan in 2015, het jaar waarin het aantal verkeersdoden plots met 51 toenam – met een hoofdrol voor de smartphone. De grootste groep verkeersslachtoffers (30 procent) wordt gevormd door automobilisten. In 2016 kwamen 231 inzittenden van een personenauto om het leven, 189 fietsers, 51 voetgangers, 38 bestuurders van een scootmobiel, 41 brom- en snorfietsers, en 45 motorrijders.