Als je kind verslaafd raakt: één

Trouw, 14 juni 2014

drugs1

De leugens. Het manipuleren. De zorgen. Hij ís verslaafd – maar hij is óók je kind. Twee ouderparen vertellen hoe ze omgaan met de verslaving van hun zoon. Vandaag deel één: het verhaal van Julian.

Steeds vaker missen er dingen uit het huis van Richard (43, elektro engineer) en Jolanda (43, administratief medewerkster). Geld uit de portemonnee, geld uit de spaarpot van hun dochter – een euro, twee euro. Er is vast een logische verklaring voor, denken ze nog. Of: we hebben het mis.

Totdat Julians vader belt. Onze zoon dealt, zegt hij tegen Jolanda. Julian geeft toe. Hij laat zijn ouders de bestellijst zien. Speed, coke – hij verkoopt alles. Hij is dan dertien jaar, en behalve dealer ook een fervent gebruiker van pillen, speed en xtc. En hij blowt.

Stiefvader Richard had altijd al een slecht gevoel bij die vage vrienden van Julian. Op een dag komt hij uit zijn werk terwijl Julian net een van die jongens het huis laat zien. Kijk, hoort Richard hem zeggen: hier ligt de iPad, hier ligt dit, hier ligt dat.

Straks wordt ons huis nog leeggeroofd, zegt Richard. Welnee joh, zegt Julian. “Zo zijn ze niet.”

Kort daarna komt het gezin thuis na een weekendje weg. Huis leeggeroofd. “Hij had totaal niet door dat die jongens niet deugden”, zegt Richard.

Inmiddels weten Richard en Jolanda: Julian heeft ADD en PDD-NOS. Dat verklaart zijn impulsiviteit, zijn hang naar spanning en avontuur. Jolanda: “Die jonge jongens zijn een makkelijke prooi voor oudere jongens die kwaad willen. Ze kijken tegen hen op en durven niet goed voor zichzelf op te komen.”

Voordeel van de twijfel

Julian laat zich opnemen in Het Bauhuus, de afkickkliniek voor jongeren van Verslavingszorg Noord-Nederland. De intake duurt vier weken, daarna adviseert de kliniek een opnamebehandeling van zes maanden, maar Julian denkt het zelf verder wel af te kunnen. Jolanda: “We gaven hem het voordeel van de twijfel.”

Na drie dagen staat de politie voor de deur. Bij de discotheek is Julian gesnapt met drugs op zak. Hij protesteert, hij wordt vals beschuldigd, zegt hij, iemand had gevraagd of hij het zakje bij zich wilde houden.

Een dag later kan Julian terugkomen voor zijn halfjaar in de kliniek – dat heeft hij nog tegoed na die intake van vier weken. Hij weigert. Hij brengt zijn moeder aan het wankelen: misschien is hij écht vals beschuldigd? Opnieuw krijgt Julian het voordeel van de twijfel.

In eerste instantie lijkt het beter te gaan. Maar al snel, zegt Richard, hadden hij en Jolanda los van elkaar het gevoel dat Julian weer gebruikte. “Het kwam door zijn gedrag: hij was veel weg, schopte overal tegenaan. Later vonden we uitgedrukte joints onder zijn kussen. Maar ik wilde de boeman niet zijn. En Jolanda wilde geen slapende honden wakker maken.”

Ze zegt: hij heeft zo’n lief koppie, dat had-ie altijd al, maar hij is een meester in manipuleren. Veel kennissen geloven de verhalen die ze over Julian vertelt maar amper. “Eentje zei: Ik zou niet weten waarom ik aan jou zou moeten twijfelen, maar het lijkt wel alsof je het over iemand anders hebt.”

De incidenten stapelen zich op. Richard en Jolanda vinden weegschaaltjes in zijn kamer, zakjes wit poeder. En die dikke wang, waar hij per ongeluk een elleboog in had gekregen, dat was een klapperkaak, weten ze nu. Wie pillen gebruikt, kan de controle over zijn kaken verliezen, waardoor die gaan klapperen en vervolgens ontsteken.

Familiedrama’s

Vier jaar duurt de strijd. Julian weigert zich te laten opnemen. Hij dreigt met weglopen. Een gedwongen opname is uitgesloten want Julian is geen gevaar voor zichzelf, zegt de dame bij Verslavingszorg Noord-Nederland, hij is geen spoedgeval.

Maar ik word zo langzamerhand wel een gevaar voor hem, zegt Richard. “Toen stelde ze voor dat ik dan misschien maar beter het huis uit kon gaan.” Hij vertelde haar dat ze die optie uit haar draaiboek kon schrappen.

Behalve tegen de verslaving van hun zoon strijden Richard en Jolanda ook tegen de instanties van wie ze hulp verwachtten. Met name de houding van Bureau Jeugdzorg zet kwaad bloed. “We hadden ze ingeschakeld als laatste redding”, zegt Jolanda. “Werd ik op mijn werk gebeld om even in tien minuten uit te leggen wat er aan de hand was. Hoe kun je telefonisch vier jaar ellende uitleggen, en ook nog op je werk?” De volgende dag kreeg ze een mail waarin stond dat ze ‘op dit moment niets konden betekenen’.

Nederland is bezaaid met instanties en opvangcentra, zegt Richard, maar toen zij ze nodig hadden, luisterde niemand. “Familiedrama’s zijn nooit goed te praten – maar ik kan me inmiddels wél voorstellen dat je zo getergd raakt dat je je kind en jezelf iets aandoet.”

Ondertussen probeert Julian een wig te drijven tussen Richard en Jolanda. Jij had gezegd dat je altijd voor je kinderen zou kiezen, werpt hij zijn moeder voor de voeten. “Dat recht heb jij verspeeld”, bijt ze haar zoon toe. Woedend loopt Julian weg. De volgende ochtend vindt zijn zus hem op de vloer in een plas braaksel.

Kort daarna brengt een ambulance Jolanda naar het ziekenhuis. Er wordt gedacht aan een hartaanval. Het valt mee. Twee weken later stort Richard in. “Het voelde alsof ik mijn laatste adem uitblies.” Drie dagen is hij van de wereld. De artsen vermoeden een paniekaanval gecombineerd met hyperventilatie.

Het is afgelopen, zegt Richard op een gegeven moment tegen zijn vrouw. “Ik houd het niet meer vol.” Niemand, eigenlijk. Julians oudere zus hield haar broertje altijd uit de wind, maar ook haar geduld is op. Het kleine zusje, een nakomertje van zeven, wordt steeds drukker. Om aandacht te krijgen, zet ze een steeds grotere mond op, want het gaat al-tijd over Julian .

Als Julian thuiskomt na een avond bij vrienden, vraagt Richard hem te gaan zitten. Hij zegt: “Jij laat je nu opnemen. Zo niet, dan ga je het huis uit. Maar: als je eruit gaat, kom je er niet meer in. Voortaan gaat het zoals wij het willen, niet meer zoals jij het wil. Je misbruikt alles en iedereen. Iedereen gaat eraan kapot. Vanavond wil ik weten wat je doet.”

Het zijn hartbrekende keuzes voor een moeder, zegt Jolanda, maar ze kon niet anders. “Ik heb nog twee kinderen.”

Julian laat zich opnemen. Vanaf dat moment komt er een relatieve rust in het gezin. In eerste instantie blijft Julian manipuleren. In de kliniek weigert hij gesprekken waar zijn stiefvader bij zit. “Dan kom ik ook niet”, zegt Jolanda.

Heel langzaam herstelt de band tussen Julian en zijn ouders een beetje. Op aandringen van Jolanda belt Julian zijn zusje, dat hem zo mist. Hij belt geregeld naar huis, en vraagt soms zelfs naar zijn stiefvader. “De eerste keer dat hij dat deed, viel ik bijna van de bank van verbazing.”

Depressie

Pas als Julian weg is, voelt Richard hoezeer de strijd hem heeft aangegrepen. Hij beleeft nergens meer plezier aan, raakt in een depressie, wordt suïcidaal. “Voor mij hoeft het niet meer. Dat dacht ik.”

Zijn collega’s sturen hem naar huis. Hij valt achttien kilo af. Hij zoekt hulp, krijgt antidepressiva. Inmiddels zijn de pillen afgebouwd en is hij op therapeutische basis aan het werk. Hij loopt weer hard. “Er komt langzaam weer een beetje leven in”, zegt Jolanda.

Zelf bleef ze altijd aan het werk, welkome afleiding. “Ik dacht zelden: hè lekker, weer naar huis. Ik wist nooit wat ik daar zou aantreffen.” Maar de wetenschap dat Julian weg was, gaf rust, afstand.

Jolanda en ik hebben een heel sterke basis, zegt Richard. “Anders had onze relatie nooit standgehouden.”

Momenteel is Julian helemaal clean, hij heeft erkend dat hij fouten heeft gemaakt.

Julian is op de goede weg, denken zijn ouders. Hij wil graag een kamer in Groningen. “Ik denk dat hij nu sterker is dan wij”, zegt Richard. “Wij hebben het nog niet verwerkt. We zijn nog steeds aan het puinruimen.”

Laatst was Julians zus jarig. De envelop met geld die ze kreeg, liet ze rondslingeren op het aanrecht. Julian was dat weekend thuis. Toen hij weg was, ontbrak er geen cent.

 

Reacties zijn gesloten.