Trouw, 19 december 2017
Twintig jaar geleden braken er rellen uit in de Oosterparkwijk in Groningen. Onder meer toenmalig burgemeester Hans Ouwerkerk, nu 76, moest weg. Een groot drama voor zijn gezin, zijn vrouw.
Die avond. Hoe vaak hij die wel niet heeft doorgelopen in zijn hoofd. Dinsdag 30 december 1997, zwaarbewolkt, een graad of vijf. Hans Ouwerkerk zit te schrijven aan zijn nieuwjaarstoespraak. De politie had gebeld, in de Oosterparkwijk waren al een tijdje wat raddraaiers bezig, mochten ze – als het nodig was – de Mobiele Eenheid inschakelen? Natuurlijk, had de burgemeester gezegd. Wat moet, dat moet.
De volgende ochtend schrikt Ouwerkerk zich een hoedje. Zijn stad op het journaal: de Oosterparkwijk een compleet slagveld, de politie afwezig. Hij kan er, zegt hij nu, nog steeds kwaad om worden. “Onbestaanbaar dat ik niet ben gebeld.”
De zaterdag na de rellen roept hij zijn kinderen bij zich: “Dit kan papa zijn baan kosten”. Want, besluit hij: als hij geen ruime steun in de gemeenteraad krijgt, dan is hij weg.
Twintig jaar later
Hij vertelt het in diezelfde stad, twintig jaar later. Die middag bezocht hij zijn kleinzoon die er studeert, en Annie Tak, de ‘moeder’ van de Oosterparkwijk – met een bos rode tulpen. “Ik ben altijd graag in Groningen blijven komen. En altijd, ook nu, kom ik bekenden tegen die zeggen: “Burgemeester, wat leuk, ben je er weer?”
Och, als die ándere affaire er niet zo onhandig tussendoor was gelopen (zie kader). Als Sorgdrager niet zo onder vuur had gelegen. Als het rapport over de verstoorde verhoudingen tussen politie, justitie en stadsbestuur in Groningen, waarmee Ouwerwerk in die roerige dagen volledig in het defensief werd gedrukt, niet was gelekt.
Als, als, als.
Over dat rapport ontstond commotie. Dato Steenhuis, als lid van het college van procureurs-generaal verantwoordelijk voor Groningen, bleek namelijk een bijbaan te hebben bij Bureau Bakkenist, het bureau dat het onderzoek had uitgevoerd. De schijn van belangenverstrengeling was daarmee gewekt, vooral ook omdat Justitie er in het rapport redelijk goed vanaf kwam.
Het rapport zou worden aangeboden aan Harry Borghouts, secretaris-generaal bij Justitie. Ouwerkerk had gevraagd het te mogen lezen, maar de volgende ochtend rinkelde de telefoon: het rapport was gelekt. “Ik dacht meteen: dit klopt niet.”
Ook tegen het journaille had hij al eens gezegd wat hij op die zaterdag aan zijn kinderen had verteld: als er kritiek komt, dan treed ik af. De raadsvergadering, de afscheidstoespraak in een bomvolle raadszaal. De horde pers die hem achtervolgde. Van Aardenne was zijn schrikbeeld, de minister die als aangeschoten wild was blijven zitten na een affaire. “Burgemeester van een grote stad kun je louter zijn met gezag, met steun van de raad. De helft plus één is niet genoeg.”
Maar ja.
Zijn kinderen waren woest, vonden het onrechtvaardig, tijdens zijn afscheid liet Ouwerkerks dochter de Martinikerk sidderen met een snoeiharde speech. Maar Gerry, zijn vrouw, was misschien wel het meest geraakt van iedereen.Zij was altijd al een hoofdpijnpatiënt, zegt hij, een whiplash na een auto-ongeluk had de kwaal verder verergerd, en toen dit. “Ze kon niet begrijpen hoe ik nog gewoon kon omgaan met mensen die me hadden bedonderd.”
Ze gingen.
Ze verlieten de stad die bovenaan zijn burgemeesterspostenverlanglijstje had geprijkt, waarvoor de toenmalige commissaris van de koningin Henk Vonhoff hem had benaderd – hij had gedreigd dat de PvdA-kandidaten niet goed genoeg waren, dat hij anders gedwongen zou zijn een D66-burgemeester voor te dragen – en waar hij kortgeleden nog unaniem was herbenoemd.
“En toen kwamen we in Almere terecht.”
Het was even goed slikken, dat ‘identiteitsloze, opgespoten land zonder geschiedenis, die rechte rijen huizen’. Maar het was de enige plek die vacant was, en hij wilde burgemeester blijven, en het klinkt misschien raar, zegt hij, maar wie zo’n positie heeft gehad als Groningen, kan niet alles aannemen.
Al op zijn veertiende, in drie gymnasium, verkondigde hij dat hij later burgemeester wilde worden. “Ik wist het niet meer, een oud-klasgenoot vertelde het me tijdens een schoolreünie. Maar ik geloof het meteen, want ik had al jong gevoel voor politiek – dankzij mijn opa, die zo rood was als een biet. In geen enkel vak kun je zo veel van jezelf kwijt om een stad beter te maken.”
Vanuit zijn nieuwe werkkamer belde hij Gerry: “Wat dóe ik hier?” Hij riep de wethouders bij elkaar, in vertrouwen. Ze schrokken, gaven hem tijd, ruimte, om te landen. “Daar had ik drie maanden voor nodig. Toen was het goed.”
Ze settelden zich, met vallen en opstaan, Ouwerkerk is er de man niet naar om bij de pakken neer te zitten. Komt misschien, zegt hij, door wat hij op zijn derde meemaakte: het bombardement van Bezuidenhout, waar het gezin toen woonde. Zijn vader stierf ter plaatse toen een bomscherf zijn hoofd trof, zelf raakte de kleine Hans gewond aan zijn linkerarm. Drie maanden bracht hij door zittend in een ziekenhuisbed, de arm in een stellage.
Toen hij weer mocht staan, zakte hij door zijn benen. Het bleek kinderverlamming, waarna een lange periode van rolstoelen, beugels en operaties volgde. Het bleef een zwakke plek, zonder orthopedische schoenen en stok redt hij het niet, maar hij loopt, hij leeft. “Ik bedoel er maar mee te zeggen: ik leg me niet zo snel neer bij tegenslag.” Zijn vrouw had er meer moeite mee. “Ze begreep niet dat ik het kon opbrengen om níet boos te blijven.”
Neem Dato Steenhuis, met wie hij kortgeleden nog aan tafel belandde, die hij gewoon lachend de hand schudde, waarom niet? “Misschien vond ik hem destijds minder aardig. Maar je moet door, en komt elkaar altijd weer tegen.”
En Harry Borghouts, toen Commissaris van de Koningin in Noord-Holland. Ouwerkerk belde hem na het overlijden van Gerry: kan ik ergens waarnemend burgemeester worden? Het werd Enkhuizen, en bij de beëdiging kon Ouwerkerk het niet laten. “Harry, dit moet me toch even van het hart”, zei hij. “Ik vind het mooi dat je alsnog mijn kwaliteiten erkent.” “Zullen we lunchen?”, vroeg de CdK. “Laten we dat maar doen”, antwoordde Ouwerkerk. Hij grijnst bij de herinnering.
“Wat had ik dan moeten doen? Ik had geen vrouw en geen baan meer.”
Eerder had hij zijn vertrek uit Almere aangekondigd, per juli 2003 zou hij stoppen om voor zijn steeds meer kwakkelende echtgenote te zorgen. Maar voor die periode erop zat, was zij er al niet meer.
Ze was met hun dochter aan het winkelen, opa Hans paste op de kleinkinderen, het was begin 2003. “Ze zaten in de auto, ineens slaakte ze een zucht en zakte zo tegen mijn dochter aan.” Ik heb er natuurlijk geen snipper bewijs voor, zegt hij. “Maar ik denk dat de Oosterparkaffaire haar overlijden heeft bespoedigd.”
Weduwnaar
Drie dagen na haar crematie ging hij weer aan het werk. Het gaf hem, zegt hij, houvast, afleiding. Zijn gemeentesecretaris vroeg hij om hem scherp in de gaten te houden, te waarschuwen als hij steken liet vallen. Of hij veranderd was, vroeg Ouwerkerk diezelfde secretaris, toen hij zijn huidige partner ontmoette. De secretaris ontkende, maar hoewel, toen hij er nog eens over nadacht: misschien was Ouwerkerk iets milder geworden.
Hoe gaat het nu, twintig jaar later, heeft de affaire hem veranderd? Nee, zegt hij beslist, ik zou niet weten waarom. “Misschien was ik in het begin wat wantrouwig. Maar ook daar kom je niet verder mee, ik identificeer me erg met mijn werk, ik kan er niet half zijn. Ik ben gelukkig ook niet cynisch geworden.”
Toch doet het soms nog steeds pijn, de rellen omschrijft hij als een wond waar de korst gemakkelijk van af gaat, ook omdat hij ervan is overtuigd dat hij niet had hoeven aftreden als het rapport niet was gelekt. Zijn periode in Groningen noemt hij zijn gelukkigste ooit, de stad zijn grote liefde: de historie, de binnenstad, de universiteit, de cultuur, de mensen. Hij overweegt zelfs, zegt hij, er weer te komen wonen, mocht zijn partner er op een dag niet meer zijn.
Niet dat hij daar aan moet denken hoor, alsjeblieft niet zeg. Hij maakte het al eens mee en dat was niet mals. Elk jaar nog komen zijn zuster, schoonzussen en hij samen op Gerry’s verjaardag. Niet dat het dan steeds over haar gaat, maar ze zijn samen en houden zo haar herinnering in ere. En laatst, toen hij haar bij de voorvertoning van Andere Tijden over de Oosterparkrellen voorbij zag komen, vroeg hij of het beeld even kon worden stilgezet. “Kon ik nog even naar haar kijken.”
De Oosterparkrellen: Hoe zat het ook alweer?
Het is al een paar dagen onrustig in de Oosterparkwijk als op 30 december 1997 de vlam in de pan slaat. Een groepje relschoppers slaat de wijk kort en klein. Ramen worden ingegooid en twee woningen compleet geplunderd, een daarvan is van de SP’er Sjon Lammerts die al tijden waarschuwt voor een escalatie. Lammerts en zijn gezin weten te ontkomen en duiken onder bij familie. Ondanks herhaaldelijke waarschuwingen en meldingen is de politie nergens te bekennen. Ouwerkerk geeft niet thuis, aldus de gedupeerden. Een week later brengt RTV Noord het geheime rapport Bakkenist naar buiten. Dit onderzoek is uitgevoerd naar aanleiding van een ándere rel, rond de toenmalige politiechef René Lancee op Schiermonnikoog. Lancee werd door een arrestatieteam van zijn bed gelicht nadat zijn dochter hem had beschuldigd van incest. De beschuldiging bleek later vals te zijn.
Groningen ligt onder een vergrootglas, volgens het rapport zijn de verhoudingen binnen de driehoek – burgemeester, politiechef en hoofdofficier van justitie – volledig verziekt. De eerste die opstapt is korpschef Jaap Veenstra. De tweede is Hans Ouwerkerk, die niet de gevraagde ruime steun krijgt van de gemeenteraad. Ook officier van justitie Ruud Daverschot trekt zijn conclusies. Het verhaal krijgt nog een staartje als blijkt dat Dato Steenhuis, lid van het college van procureurs en verantwoordelijk voor Groningen, een bijbaan heeft bij… Bureau Bakkenist. Minister Winnie Sorgdrager van Justitie, die op dat moment om de macht strijdt met voorzitter Arthur Docters van Leeuwen van het college van procureurs-generaal, verwijt Docters van Leeuwen dat hij de in opspraak geraakte Steenhuis te veel in bescherming neemt. Een maand later staat ook Docters van Leeuwen op straat.
De foto bij dit artikel is gemaakt door Werry Crone.