Panorama, 10 april 2013
Oost-Groningen is al jaren het armste gebied van Nederland. Veel jongeren hebben geen werk, leven van een uitkering, zijn verslaafd, belanden in de criminaliteit. Harde problemen vragen om een harde aanpak, vindt het project Overstag. Wakkere ‘jagers’ als deze Jerry jagen de jongens zelfs eigenhandig hun bed uit.
‘‘Ríchard! Jóngen!’’ De wakkere stem van ‘jager’ Jerry van Leeuwarden galmt opgewekt door de slaapkamer. De jagers rijden hun vaste rondje om ‘hun’ jongens op te halen voor de dagbesteding: training in sociale vaardigheden, kickboksen en gezamenlijk lunchen. Soms staan ze al klaar bij de deur, maar soms blijven ze net zo lang liggen tot er een jager naast hun bed staat. Richard is Jerry’s laatste klant van deze ochtend, in de auto wachten drie anderen.
De 27-jarige Richard heeft er weinig zin in. Hij mompelt iets onverstaanbaars, een zin die eindigt op ‘teringzooi’. ‘‘Heel goed’’, zegt Jerry, het gemopper totaal negerend. ‘‘Ik zie je zo. Drie minuten, oké?’’ Richard gromt iets terug.
Die korte manier van praten is bewust gekozen, zegt Jerry tijdens het wachten. ‘‘Als je het gesprek aangaat – hee jongen, hoe gaat het met je, heb je goed geslapen? – dan geef je ze ruimte om uitwegen te bedenken. Dan walsen ze zo over je heen.’’
Jerry maakt een praatje met Richards moeder en laat zijn ogen door de woonkamer gaan. ‘‘U heeft een mooi huis’’, complimenteert hij haar. De vrouw glimlacht. Ondertussen klinkt er gestommel op de trap. Even later staat Richard beneden: trainingspak aan, witte sneakers, kale kop. In één oor glinstert een oorbel. Op zijn linkerarm staat zijn naam in gotische letters.
Richard woonde op zichzelf, maar hij raakte verslaafd aan harddrugs en moest zijn huis uit. Nu woont hij weer bij zijn moeder. Hij kickte via Overstag af bij Verslavingszorg Noord-Nederland en start binnenkort een vervolgtraject om dat zo te houden.
Het praatje met Richards moeder, de observerende blik door de woonkamer – allemaal manieren om iets meer te ontdekken over de jongeren en waar ze vandaan komen, legt Jerry uit – een grote stoere Surinamer, die naast zijn werk bij Overstag ook uitsmijter is. Zachte heelmeesters hebben volgens Jerry geen enkel overwicht op deze doelgroep. ‘‘Een studentje dat net van de hulpverlenersschool komt? Die vreten ze op, ze kauwen een paar keer en spugen haar uit. Je kunt nog zo veel papieren hebben, als je de taal van die jongens niet spreekt en geen levenservaring hebt, bereik je ze niet. Ik zeg altijd: zonder ondergrond kun je nooit de achtergrond doorgronden.’’
Als Jerry en zijn mannen aankomen op kantoor bij Overstag zit de groep al klaar aan tafel: tien jongens en een meisje. De anderen zijn op dezelfde manier als Richard door een jager opgehaald, zoals elke dinsdag en donderdag. Docent John Kalkwiek laat ze in teams rollenspellen doen. Het doel: ze basisvaardigheden aanleren die ze van huis uit niet hebben meegekregen. Twee jongens zitten een beetje ginnegappend tegenover elkaar. Een grotere jongen met tattoos en een hoodie aan probeert een kleine, magere jongen over te halen om mee de stad in te gaan. Die heeft geen zin en moet leren om nee te zeggen zonder het gevoel te hebben dat zijn vrienden hem een mietje vinden. Verkeerde vrienden, beïnvloedbaarheid – termen die bij deze groep steeds terugkomen. ‘‘Ik heb geen tijd man. Ik heb dingen te doen’’, stribbelt de kleinste tegen. ‘‘Wat voor dingen dan?’’, probeert de grote. ‘‘Er komen ook mooie vrouwen. Moet ik je soms tillen? Laat je je matties zo maar zitten?’’
Terwijl docent John en de groep het rollenspel nabespreken, komt Geert Spieker een jongen uit de groep halen. Het is de 26-jarige Sjoerd. Laatst moesten zijn twee huizen worden leeggeruimd: bij het ene was hij uitgezet, in de kamer waar hij tijdelijk bivakkeerde kwam een nieuwe huurder. Overstag regelde een busje, personeel, hielp de jongen, en een dag later was Sjoerd ineens met de noorderzon vertrokken.
Spiekers ogen spuwen vuur, hij verheft zijn stem. ‘‘Ik doe álles voor je. Ik los je shit op. Ik steek mijn nek voor je uit om jouw teringzooi op te ruimen. En jij verstopt je als een struisvogel. Hoe denk je dat dat voelt? Verdómme Sjoerd. Je gebruikt me gewoon!’’
Sjoerd heeft een zwarte hoodie aan met een witte doodskop op zijn rug. Ogenschijnlijk onbewogen laat hij de woordentsunami over zich heen komen.
‘‘Ik ben een harde kerel’’, buldert Spieker verder. ‘‘Maar ik loop zo hard voor jóu! Ik vraag maar één ding Sjoerd. Dat jij net zo hard voor míj loopt. Is dat nou zo veel gevraagd?’’
Nee, stamelt Sjoerd schuldbewust. Waarom wás hij er niet gewoon? Sjoerd haalt zijn schouders op. Verschillende dingen, mompelt hij. ‘‘Oude patronen. Ik weet het, het was hartstikke fout van me.’’
Daarom geef ik je nu ook een schop onder je reet, zegt Spieker, en hij geeft de jongen een hand. Sjoerd mag gaan, hij verdwijnt de les weer in.
Het is altijd Spieker die dit soort gesprekken voert, vertelt hij, die rolverdeling hebben ze afgesproken. Bewust. ‘‘Het is heel belangrijk dat de relatie tussen de werkers en de jongeren niet wordt verstoord. Ik heb regelmatig overleg met de werkers, dus ik weet precies wat er speelt, en ik ben dan als het ware de bad cop die de jongeren op hun donder geeft.’’
De jongeren van Overstag Uitvoering zijn 15 tot 27 jaar en hebben een zogenoemde meervoudige problematiek. Dat betekent een combinatie van bijvoorbeeld werkloosheid, gebrek aan motivatie en sociale vaardigheden, criminaliteit, verslavingen, verstandelijke en psychische beperkingen. Ze hebben geen zinvolle dagbesteding, meestal een uitkering, bij sommigen is die tijdelijk stopgezet. De jongeren zijn allemaal al bij verschillende instanties ‘langs’ geweest. Juist vanwege de combinatie van problemen zijn ze lastig in één hokje te plaatsen, waardoor de instanties nauwelijks grip op ze krijgen. Overstag spreekt zelf van ‘niet-willers’ en ‘niet-kunners’. Niet-willers zijn jongeren die expres de boel saboteren. Niet-kunners missen gewoon de bagage om zelf de stappen te zetten die nodig zijn.
Van alle Overstagjongeren heeft 85 procent geen startkwalificatie en is 65 procent bekend bij de politie. De helft van de jongeren heeft een strafblad. De meesten hebben met geweld te maken gehad, soms al op heel jonge leeftijd. Van sommigen zijn de ouders weggelopen, van anderen overleden, soms door geweld of zelfmoord. Eén jongen zat erbij toen zijn oudere broer door het hoofd werd geschoten. Zelf was hij toen elf jaar.
De jongeren komen bijna allemaal uit gebroken gezinnen met veel problemen, die van generatie op generatie overgaan, vertelt René Nijgh. Allemaal goed en wel, maar volgens hem springen sommige jongeren wel heel gemakkelijk in de slachtoffermodus. ‘‘Als je vraagt: ‘waarom werk je niet?’, halen ze de schouders op en zeggen: ‘Er is geen werk.’ Het is natuurlijk heel makkelijk om een uitkering te vangen en er grof geld bij te verdienen in de criminaliteit. Ze zien dat ook bij anderen. Dus waarom zou je werken?’’
Een uitzondering is de 30-jarige Edwin. Hij is ouder dan de rest, en heeft op eigen kracht zijn leven op de rails gekregen – alleen het laatste stapje: een baan vinden, daarvoor heeft hij zich aangemeld bij Overstag Uitvoering.
Tot drie jaar geleden zat hij nog volop in de shit, zegt Edwin. Hij pleegde brandstichtingen, inbraken, ‘maar nooit bij mensen thuis, altijd bij bedrijven en de overheid.’ Hij handelde in harddrugs, ‘alles, behalve GHB’. Hij gebruikte ook flink, drugs én alcohol. Op een gegeven moment had hij een goede baan, bij een bakker. ‘‘Maar wat ik daar verdiende zoop ik op in een heel weekend. Soms kwam mijn vriendin thuis, en dan lagen er twee lege berenburgflessen op de grond. En ik zat in de kroeg.’’
Zijn vriendin kent hij ‘uit het circuit’, zij was ook verslaafd. Maar zij stopte en zette Edwin voor het blok. Hij meldde zich bij de verslavingszorg, maar dat was hem te soft, hij moest een dagboek bijhouden en rustig afbouwen. Edwin wilde graag in één keer kappen.
Hoe komt het nou zo? Tsja, hoe komt zoiets? Hij heeft ADHD, zegt hij, en PDD-NOS. ‘‘Ik groeide op in een slechte buurt in Veendam, daar waren altijd veel junks. Mijn ouders hadden geen grip op me. Ik ging niet naar school. Een paar keer kreeg ik een leerplichtambtenaar op mijn dak, maar ik trok me nergens iets van aan.’’
Via een healer, die hem geregeld ‘weer terug op aarde’ zet, belandde hij bij Overstag Uitvoering. Zijn droom? Een leuke baan. Maakt niet uit wat, ‘als het maar geen call center is’, grinnikt hij. Toen hij klein was wilde hij automonteur worden. Het is het laatste schakeltje, de rest heeft hij op de rit: vriendin, auto, ze zijn bezig om zwanger te worden. ‘‘En ik heb al twee oudejaarsavonden gehad zonder drank.’’
Och, de dingen die Nijgh al meemaakte in Oost-Groningen. Incidenten met wapens, drugs, hele families die al generatieslang in de criminaliteit zitten. Veel huiselijk geweld, ellende achter de voordeur. Opvallend veel brandstichtingen – ’t Zandt, Veendam en Winschoten haalden de landelijke pers. Veel wietkwekerijen ook, de omstandigheden zijn ideaal: het gebied ligt dicht bij de grens, er is rust, ruimte, niemand die iets ziet. En zelfs al zou iemand iets zien – met de politie praten ze niet. Oost-Groningen heeft haar eigen wetten: dat lossen we zelf wel op.
De Oost-Groninger is trots, zegt Nijgh, maar voelt zich ook achtergesteld. Oost-Groningers zijn honkvast en direct, recht voor zijn raap. Het is een kip-ei-kwestie. De berichtgeving over de regio is negatief, gaat vaak over armoede en criminaliteit. ‘‘Als je jarenlang hebt gehoord dat je niks kan en niks bent, dan ga je daar vanzelf in geloven. En dan is de vraag: kun je daar uitbreken? Ben je een doorzetter?’’
Dat is ook de vraag die trainer Marten Plantinga aan de jongens stelt aan het begin van de kickbokstraining. In de ring maakt hij de balans op, hoe zitten de jongeren erbij? Prima, zegt eentje, de auto is weer gekeurd. Een ander vertelt grijnzend dat het stukken beter gaat nu hij ‘van die rommel’ af is. Mooi, zegt Marten, zijn jullie doorzetters of opgevers? Doorzetters, de meeste stemmen gelden. ‘‘Na de training zullen we zien of het klopt.’’
De regels zijn duidelijk. Als Marten en kompaan Daniël Tienstra aan het woord zijn, wordt er niet doorheen geluld. ‘‘Oesh?’’ betekent: ‘begrepen?’ En het antwoord is ook: ‘‘oesh.’’
De jongeren moeten oefeningen doen in tweetallen. Ze beginnen aarzelend, maar al snel worden ze zekerder. De kleine, magere jongen die bij het rollenspel niet meewilde naar de stad, deelt rake klappen en trappen uit. ‘‘Hij heeft echt talent’’, zegt René Nijgh, langs de kant.
Na een uurtje sparren mogen de jongeren twee minuten helemaal los op een bokszak. Marten en Daniël lopen rond met een stopwatch om ze op te zwepen. ‘‘Geef niet op!’’, schreeuwen ze, steeds luider en sneller. ‘‘Blijf gaan! Kom op! Beuken! Beuken! Beuken!” De laatste tien seconden tellen ze hardop af. Hijgend en zwetend betreden de jongens de ring voor de afsluiting. Ze hebben goed gewerkt, zegt Marten. ‘‘Wie zichzelf spaart, krijgt nooit rente. Jullie hebben me overtuigd. Jullie zijn allemaal doorzetters. Ik heb enórm veel respect voor jullie. Oesh?’’
‘‘Oesh!’’
Oost-Groningen
Oost-Groningen is al jaren het armste gebied van Nederland. Volgens velen was de sluiting van de strokartonfabrieken de economische doodsteek voor de regio. Voor de verloren banen kwam niets terug. Behalve veel problemen. Laag opgeleide mensen komen niet aan het werk, vervelen zich, vluchten in verslaving of criminaliteit. De onvrede is groot. In 2009 stemde een kwart van de Oost-Groningers op de PVV bij de Europese verkiezingen.
Wat doet Overstag?
Een traject bij Overstag duurt maximaal negen maanden. In die tijd krijgen de jongeren een training, waarin ze sociale vaardigheden leren, zoals nee zeggen, weerbaar te zijn – en moeten ze werken voor niks. Op die manier leren ze dat ze op tijd moeten komen, een pet moeten afzetten als ze ergens binnenkomen, basisdingen die ze niet van thuis hebben meegekregen. Met het werk – klusjes in de bouw bijvoorbeeld, bij de kringloop – kunnen de jongeren bewijzen dat ze kúnnen en wíllen. Steeds meer gemeenten schakelen Overstag in om overlast aan te pakken en het aantal uitkeringsgerechtigden terug te schroeven. Wie in negen maanden niet meewerkt, of de regels overtreedt, verliest zijn uitkering.
De ‘werkers’ van Overstag zijn geen psychologen. Het team bestaat uit stoere mannen en een enkele vrouw, een mix van hoogopgeleide hulpverleners en mensen uit de praktijk. De ‘jagers’ werken, behalve bij Overstag, ook als uitsmijter en herkennen vanuit die expertise smoesjes en fout gedrag. Sommigen hebben zelf ervaring met drugs, criminaliteit en andere problemen. Daardoor spreken ze de taal van de doelgroep, en prikken ze eerder door smoesjes heen. Wel werkt Overstag nauw samen met instanties als de verslavingszorg, het Openbaar Ministerie, Lentis en het UWV. Novo haal ik eruit, buiten Groningen kent niemand dat.
Tot nu toe begeleidde Overstag in totaal 140 jongeren. Van de drie groepen (45 jongeren) uit 2010 en 2011 evalueerde de organisatie hoe het verder ging na het traject. Na negen maanden was70 procent van hen ‘uit de uitkering’, omdat ze werk hadden gevonden of studiefinanciering kregen. Na twee jaar was vijftig procent nog steeds uitkeringsvrij.
Geert Spieker: van bajesklant tot directeur
Al vroeg in het traject krijgen de deelnemers het verhaal van Geert Spieker te horen. Hij vertelt het verhaal graag en vaak, de boodschap is duidelijk: het kán dus. Maar ook: je moet het zélf doen.
‘‘Twintig jaar geleden zag ik de bodem: ik was verslaafd, raakte vrouw en kind kwijt, bracht tijd in de bajes door. Mijn moeder kon de zorg niet aan, ik werd opgevoed door mijn opa en oma. Als klein jongetje al mishandelde ik andere leerlingen en bedreigde ik leraren. Ik gooide fragmentatiebommen op het schoolplein omdat ik dat leuk vond. Ik was nog net een week twaalf toen ik mijn eerste nacht in de cel doorbracht.
‘‘Ik belandde bij de hooligans van de Z-side van FC Groningen en in de house scene. Ik raakte verslaafd, zeven jaar lang joeg ik twee gram coke per dag door mijn neus. Op een dag kwam mijn oma op bezoek in de gevangenis. Ze zat in een rolstoel, dat wist ik niet eens, de laatste keer dat ik haar daarvoor zag kon ze nog lopen. Wat ze me vroeg ging me door merg en been. ‘Het is toch niet mijn schuld, jongen?’
Tien keer liever was ik door twintig gevangenen die hele bajes door geslagen, dan dat mijn arme omaatje dacht dat het aan haar opvoeding lag dat ik zo ontspoord was. Op dat moment ging de knop om. Ik worstelde mezelf naar boven, stopte met drugs, met criminaliteit. Werd jongerenwerker, vrijwilliger bij de verslavingszorg. Ik kwam in de gemeenteraad van Groningen voor de Stadspartij, werkte daarna als manager. Nu ben ik zelf de directeur.’’
Meer informatie? www.overstaguitvoering.nl
De namen van de jongens zijn om privacyredenen gefingeerd.