Wrede schoonheid

Kunstenaar Herman van Hoogdalem ging op zoek naar de beelden van zijn moeder, die zo’n twintig jaar geleden stierf. Ze was dement. Tweeëneenhalf jaar liep hij rond in woonzorgcentrum de Dilgt in Haren, met een schetsblok, om de beelden van dementie te grijpen en vast te leggen. De zoektocht resulteerde in twaalf ontroerende portretten van zeven kwetsbare mensen. ‘Nu zie ik veel beter hoe de ziekte gezinnen ontwricht. En ik begrijp mijn vader beter.’

Hij weet nog precies hoe het was, die dag, een jaar of drieëntwintig geleden.

Zijn moeder doet de deur open. Daar staat Herman, een van haar zeven kinderen, begin dertig. ‘Heb je een nieuwe jas, jongen?’ Herman denkt dat zijn moeder hem voor de gek houdt. Dat ouwe vod? ‘Nee moe, dat zie je toch wel?’ Moeder kijkt nog eens kritisch. Ze zegt het heel gedecideerd. ‘Nee hoor. Ik heb hem nog nooit gezien.’

Pas jaren later bedenkt hij zich: dat is het begin van haar dementie geweest.

In twee jaar ziet Van Hoogdalem zijn moeder aftakelen. Treurig, als ze vloekend voor de tv zit omdat ze een stompzinnige quiz niet begrijpt. Soms is het ook hilarisch. Die keer dat ze Herman en zijn broer Jan vraagt samen met haar te bidden. ‘Here Jezus’, prevelt ze, ‘ik ben er klaar voor, haalt u me maar.’ Dan doet ze haar ogen open, kijkt Jan aan en vraagt: ‘Kun jij me niet even brengen? Jij bent toch met de auto?’

De ziekte verandert mensen, karakters, zegt de schilder. ‘Mijn moeder was een vriendelijke vrouw, dienstbaar, zoals veel vrouwen van haar generatie. Maar de dementie maakte haar onrustig. Agressief is een te groot woord, maar ik zie haar nog staan, met haar katheter, scheldend op mijn vader. Dat verwordingsproces is heel indrukwekkend.’

De beelden blijven laten hem niet los, het gevoel is tweeërlei. ‘Het gaat over mijn eigen moeder, het is oncomfortabel. Maar ik ben óók schilder, en artistiek gezien zijn de beelden fascinerend. Een wrede schoonheid.’

Een jaar of drie geleden besluit hij ‘iets’ te gaan doen met de beelden in zijn hoofd. Hij stapt naar het zorgcentrum waar zijn moeder de laatste jaren van haar leven woonde, met een schetsblok. ‘Het was iets intuïtiefs. Ik wilde kijken of wat ik in mijn hoofd had klopte met de werkelijkheid.’

In eerste instantie tekent hij voor zichzelf. Maar als hij schoorvoetend zijn schetsen aan familieleden van de ouderen laat zien, zijn ze ontroerd. ‘Ze zagen het als een soort erkenning. Een eerbetoon.’

Wat begint als een onschuldige zoektocht naar herkenning mondt uit in een expositie in het Drents Museum van twaalf manshoge aquarellen van zeven ouderen, een boek met naast de portretten interviews met familieleden, en een documentaire. ‘Je kunt wel zeggen dat het een beetje uit de hand is gelopen’, lacht hij in zijn atelier in Sauwerd, omringd door zijn werken.

Zijn atelier is een oude school, hoge plafonds, een enkele kaars brandt, een serene stilte. De sfeer heeft iets gewijds. Kwetsbaar kijken de ouderen de ruimte in, sommigen recht vooruit, een ander omhoog, naar iets wat er niet is. Ze kijken afwezig, ontredderd. Wanhopig, soms. ‘Een van de opvallendste dingen die ik merkte tijdens het schilderen, is de complexiteit van uitdrukkingen. Een mond kan iets heel anders zeggen dan ogen.’ Hij pakt het boek erbij om te laten zien wat hij bedoelt. ‘Kijk, deze dame heeft iets trots, hooghartig bijna, hoe ze haar gezicht houdt. Maar als je de onderkant van haar gezicht bedekt, zie je hoe verdrietig haar ogen staan.’

Het ging hem om de ziekte, en de effecten die ze heeft op mensen. Daarom sprak hij bewust niet van tevoren met de familieleden over hun dierbare. ‘Ik wilde niet weten of hun vader heel somber was, of juist een grote grappenmaker. Dat zou mijn portretten hebben beïnvloed.’

Twee kinderen wilden niet meewerken. ‘Een dochter wilde niet dat haar moeder in deze toestand met de wereld werd gedeeld. Een ander zei: nee hoor, mijn moeder is helemaal niet dement. Terwijl ze op een gesloten afdeling woonde. De ontkenning. Heel begrijpelijk.’

De ouderen zijn heel anders dan zijn reguliere modellen. ‘Dan stuur ik een beetje: kun je iets naar links, even omhoog kijken? Nu moest ik het doen met wat zij mij gaven. Met sommigen kreeg ik helemaal geen contact. Anderen praatten met me, of liever gezegd, tégen me. Monologen. Eén man riep een paar keer: ‘Voorwaar, een voltreffer!’ Ik dacht dat hij zichzelf herkende in het portret, maar toen ik het aan hem liet zien, reageerde hij nauwelijks.’

Een heel bijzonder moment beleeft hij met mevrouw Bolle. ‘Normaal gesproken kijken modellen me niet aan. Maar deze mevrouw bleef me maar aankijken en heel lief glimlachen. Ik voelde me een beetje betrapt, kon amper tekenen. Toen ben ik gaan terugkijken, zaten we daar, naar elkaar te glimlachen, zwijgend. Daarna was het goed. Later begreep ik dat zij niet sprak, dit was haar enige manier om contact te maken.’

Confronterend was het ook, zéker. ‘Ik zag veel van mijn moeder terug. Mijn modellen zaten in verschillende stadia van dementie, ik herkende ze allemaal. Ik was emotioneler, niet op een nare manier, het was ook wel prettig. Maar ik heb er lang over gedaan: tweeënenhalf jaar voor twaalf portretten, dat is lang voor mijn doen. Dat had een reden, ik moest tussentijds af en toe afstand kunnen nemen.’

 

dementie

Hoewel het contact minimaal was, heeft hij toch het gevoel dat hij zijn modellen een beetje leerde kennen. Een paar van hen stierven tijdens het project – zo ook mijnheer Edzes. De kunstenaar ging naar de afscheidsbijeenkomst. ‘Toen ik in zijn kist keek, realiseerde ik me hoe ontzettend goed ik zijn gezicht kende. Elk plekje, elk rimpeltje. Ik kende het haast beter dan dat van mijn eigen vader.’

En ja, het was een discussiepunt: kun je mensen portretteren die zelf wilsonbekwaam zijn? Nee, zei een vriend van de kunstenaar. Dit kun je niet maken. Tsja, zegt Van Hoogdalem. Vooral bij mevrouw Van Leeuwen twijfelde hij, mocht hij haar verwrongen gezicht wel vastleggen? ‘De kwestie is hoe je het benadrukt. Haar gezicht is een soort verwoest landschap, haar ene oog onaangetast als een soort spiegelend bergmeer. Heftig, maar ook vertederend. Het is heel intiem, heel bijzonder dat je als buitenstaander zo dichtbij mag komen. Een eer.’

‘Ik heb er lang en goed over nagedacht. Mijn intentie was vanaf het begin af aan zuiver, ik wilde er beslist geen karikaturen van maken. En, het klinkt onaardig, maar zo denk ik er wel over: voor de kunst moeten er soms dingen gekend worden. Ik heb van iedereen toestemming en medewerking, de familieleden vonden mijn werk en aanpak integer. En ik heb het ook steeds aan de mensen zelf gevraagd. Nooit had ik het gevoel dat ik iets stiekem deed.’

Het contact met de familie was intens. Veel overleg, veel lange gesprekken. Dat was vooraf niet de bedoeling, maar het hele project kreeg daardoor wel een extra laag. ‘Velen vonden het een eerbetoon. Een soort erkenning. Een man vertelde dat hij zijn vader eigenlijk amper kende, maar hem beter leerde kennen toen hij dement was. Ontroerend.’

Leerde Van Hoogdalem zelf zijn moeder beter kennen? Daar moet hij even over nadenken. Na een korte stilte zegt hij: ‘Ik snap de onmacht van mijn vader nu beter. Ik begrijp nu beter hoe de ziekte een familie kan ontwrichten. Dementie is niet om aan te zien.’

 

Edith van Leeuwen, dochter van Andrea van Leeuwen

‘Ik schrok toen ik het portret zag. Het is zo groot, je kunt er niet omheen, niet even wegkijken, heel confronterend.

Vind ik het portret mooi? ‘Mooi’ is het woord niet. Woorden schieten tekort. Het is wel heel puur, het is gewoon écht mijn moeder. De gelijkenis ontroerde me. Hoe Herman en Gijs het hebben aangepakt – dat is heel knap en integer.

Een eerbetoon is te zwaar. Erkenning is een beter woord. Daarom hebben mijn broer en ik meegewerkt. Door te laten zien hoe naar de ziekte is, kan er misschien meer inzicht in komen.

Mijn moeder heeft acht jaar gedementeerd. Het beeld van hoe ze daarvoor was is vervaagd, en dat is moeilijk. Ze wilde niet naar een instelling, vroeg vaak: ‘mag ik wegvliegen?’ Ik heb me erg schuldig gevoeld. Ik had haar verraden. Door de dementie verdween de boosheid. Ze had later ook wel plezier met de verzorgenden. Dat gaf me wat rust.’

 

Ger Drent, zoon van Eltjo Drent

‘Ik heb mijn vader eigenlijk niet zo heel goed gekend. Hij praatte amper over zijn jeugd, over zichzelf. Pas bij de crematie merkte ik dat ik maar weinig van hem wist. Hij was een stille man.

Mijn moeder klaagde dat hij zich terugtrok, dat hij dingen een paar keer vroeg, zichzelf steeds herhaalde. De huisarts stelde dementie vast. Mijn moeders dood was een grote klap voor hem. Na haar dood kwam hij bij ons in huis. We barricadeerden de trap, maar hij klom er gewoon overheen. Toen hebben we een plekje gezocht. Het kon niet anders.

Ik denk dat mijn vader het leuk zou hebben gevonden, het portret. Hij had vast gegrijnsd. Mijn vrouw vroeg: zou je hem niet thuis willen hebben? Onder geen voorwaarde. Als hij gezond was gebleven, misschien wel. En misschien ook niet. Ik kijk ook nooit in de kist op begrafenissen. Ik wil de verandering niet zien.’

 

Shaleen van der Ploeg, dochter van Johan van der Ploeg:

‘Mijn vader begon te dementeren rond zijn veertigste, ruim twintig jaar geleden. Ook voor jongdementerenden is daterg jong. Vanwege zijn leeftijd werd het lang niet herkend, terwijl zijn ziekte voor veel problemen zorgde. Mijn ouders gingen uit elkaar, maar na de diagnose zijn ze weer hertrouwd zodat mijn moeder voor hem kon zorgen. Samen met haar maakten mijn broer, zussen en ik een schema. We deelden de zorg met ons vijven.

Ongeveer een jaar geleden liep hij van huis weg. Het was de afschuwelijkste dag van mijn leven. Koud, regen, en pa spoorloos. Mijn broer zette een zoekactie op touw en schakelde allemaal mensen in. Uiteindelijk sprak hij iemand aan die het niet vertrouwde: mijn vader was totaal in de war, verkleumd, wist zijn naam niet meer. Die persoon nam hem mee naar een huisarts. Die stuurde hem naar het ziekenhuis en toen is de politie gebeld. Toen hebben we gezegd: dit nooit weer. Een maand later kon hij in een zorgcentrum terecht.

Het is moeilijk om hem daar te zien. Als hij blij is, is hij minder mijn vader. Op zijn sombere momenten komt iets van mijn vader terug, maar dan is hij weer somber en dat wil je ook niet, Het is kiezen uit twee kwaden.

We waren meteen enthousiast over dit project. Mensen die weggestopt, vergeten zijn, krijgen zo toch weer aandacht. Ik was erg geraakt door het portret. Hij lacht wel, maar zijn ogen lachen niet mee. Een lege, verdrietige blik. Het is heel confronterend dat een buitenstaander dat ook ziet. Dan kun je het niet meer ontkennen.’

 

Herman wie?

Herman van Hoogdalem (1956) woont in Groningen. Hij schildert meestal portretten, strandlandschappen en kamers – allemaal jeugdherinneringen, altijd dingen die dicht bij hem staan. Hij werkt vaak in het buitenland; zo werkte hij met andere kunstenaars – onder wie ook Gijs Wanders – aan een project in Afghanistan. Ook geeft hij les aan kunstacademie Minerva in Groningen.

 

Gezichten van dementie

Woonzorgcentrum de Dilgt in Haren staat niet meteen te springen om mee te werken aan Van Hoogdalems project: de privacy. Maar de schilder stelt voor de tekeningen in te leveren bij de directie, zodat ze vernietigd kunnen worden. ‘Ik wilde het voor mezelf, het ging niet om exposeren of wat dan ook. Maar de directie raakte overtuigd, ik won vertrouwen en mocht rondlopen.’

Hij laat de familie zijn schetsen zien, de reacties zijn positief, ook de directie wordt enthousiast. Van Hoogdalem mag zijn portretten ophangen in de hal, er komt een boekje bij voor reacties.

De kunstenaar spreekt Gijs Wanders, met wie hij bevriend is en vaker samen projecten doet. Er moet een boek bij komen, zegt deze. Met interviews, zou hij die mogen schrijven?

Van Hoogdalem schetst de ouderen in de Dilgt, neemt de schetsen mee en maakt de uiteindelijke aquarellen in zijn atelier. Van de meesten twee portretten. De schilder en schrijver betrekken de familie er nauw bij, houden lange gesprekken, filmen eerst de interviews, en later de reacties op de onthulling van de portretten. Zeven korte filmpjes, die later nog zullen worden verwerkt in een documentaire van stichting Beeldlijn.

De aquarellen en de korte documentaires zijn zijn van 2 februari tot en met 19 mei te zien in het Drents Museum in Assen. Of ze daarna nog verder op reis gaan is nog niet bekend. Het bijbehorende boek Gezichten van dementie, uitgegeven doorUitgeverij WBooks,is te koop voor €17,95. ISBN: 978 90 400 0767 5

 

 

Reacties zijn gesloten.