‘Hádden we maar een Groningse Frank Underwood!’

Gedeputeerde Eelco Eikenaar (SP)
‘Ik wil niet one of the guys zijn. Als je iets wil veranderen, moet je er geen deel van worden.’

Vrij Nederland, maart 2019

In Groningen kwam de provinciale politiek op scherp te staan door de gaswinning en de aardbevingen, maar bij ‘Praten met de Staten’ komen zelden meer dan twintig burgers. Karin Sitalsing liep drie maanden rond op het provinciehuis aan het Martinikerkhof. ‘De provincie is een tamelijk zinloze tussenlaag.’

Het is de eerste maandag van 2019, en de Statenzaal is een dampende massa. In het statige gebouw aan het Martinikerkhof, waarvan het oudste deel uit de vijftiende eeuw stamt, zijn honderden Groningers samengekomen om handjes te schudden, om zaken of een zegje te doen. Waar normaal gesproken pers en notulist zitten, staan nu grote tafels met bier, wijn en fris.

De uitnodiging voor de nieuwjaarsborrel stond in de regionale krant: een foto van het provinciebestuur, grijnzend in de camera vóór het provinciehuis. Tijdens de fotosessie had iemand nog de ‘D66 is kut’-sticker op een lantaarnpaal opgemerkt, maar die heeft de fotograaf eruit kunnen shoppen.

We gaan een verkiezingsjaar in, spreekt commissaris van de Koning René Paas (52, CDA) de zaal toe. In tegenstelling tot lokale en landelijke verkiezingen leven die voor de Provinciale Staten nauwelijks, betoogt hij, en dat moet anders. Sommigen zien in de Statenverkiezingen een opiniepeiling over het kabinet, zegt hij. ‘Anderen doen alsof het gaat om de verkiezing van de Eerste Kamer. Maar Statenverkiezingen gaan over de Státen.’

In de zaal staan veel mensen die ik de afgelopen maanden heb gesproken. Tientallen formele en informele gesprekken voerde ik, in het fractiehuis, tijdens werkbezoeken en in de kroegen van Stad en Ommeland, on en off the record, met Statenleden, gedeputeerden en andere huidige en voormalige kopstukken van de Groninger politiek. Bijna allemaal zijn ze hier samen om naar de commissaris van de Koning te luisteren.

 ‘De verkiezingen gaan over de provinciale politiek,’ vervolgt hij. ‘En over de grote vraagstukken van Groningen. Over de gevolgen daarvan voor Groningers. Dus laat je niks wijsmaken: dáárover gaan de verkiezingen!’

Hier is iets aan de hand

Op 16 augustus 2012 trilde de aarde bij het dorpje Huizinge, zo’n twintig kilometer ten noordwesten van de stad Groningen. De beving was de zwaarste ooit: 3,6 op de Schaal van Richter. Bij de NAM kwamen in de dagen daarna duizenden schademeldingen binnen, van scheuren in muren, schoorstenen die dreigden in te storten, eeuwenoude boerderijen die met balken overeind moesten worden gehouden. ‘Huizinge’ was een kantelpunt voor de provincie.

In één klap drongen de desastreuze gevolgen van de gaswinning door tot de nationale media, en hoorde de rest van Nederland wat de Groningers al jaren wisten: hier is iets aan de hand. Sinds ‘Huizinge’ weet ook iedereen in Groningen weer dat er zoiets bestaat als een provinciebestuur, met een commissaris aan het roer.

Max van den Berg (PvdA) was commissaris van de Koningin, later van de Koning, in Groningen van 2007 tot 2016 en dus ook in dat cruciale jaar 2012. Als jonge wethouder in Groningen in de jaren zeventig stond hij al bekend als ‘de ayatollah van het Hoge Noorden’.

Na acht jaar als landelijk partijvoorzitter en acht jaar in het Europarlement leek Van den Berg als commissaris van de Koning in Groningen in de bestuurlijke luwte te verdwijnen, maar door de aardbeving bij Huizinge in 2012 stond hij opeens weer in het middelpunt van de belangstelling. Van den Berg reisde af naar Den Haag en haalde hard uit naar toenmalig minister Kamp, die honderd miljoen toezegde voor preventieve versterking. Honderd miljóén? Een miljárd moest Groningen krijgen!

‘Het wordt tijd dat Den Haag opkomt voor álle Nederlanders,’ brieste Van den Berg. ‘Niet alleen voor die in Amsterdam en Rotterdam, maar óók voor de Groningers.’ Die plotselinge aandacht kwam niet alléén door Huizinge, zegt de inmiddels 72-jarige Max van den Berg eind november in zijn woning aan de Hoge der A, hartje ‘Stad’. ‘Daar hebben we enorm hard voor moeten lobbyen en actievoeren. Ikzelf voorop. Mijn rol werd veel zwaarder door de aardbevingsproblematiek, maar met name door de manier waarop ik die invulde.’

In provincies buiten de Randstad, zegt Van den Berg, spelen de provinciebesturen een grotere rol dan in Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht. ‘In de Randstad hebben de grote steden veel meer macht, waardoor de provinciebesturen minder te zeggen hebben. Ook speelt de identiteit daar minder. Wie voelt zich nou een Zuid-Hollander? Maar mensen voelen zich wél Zeeuw, of Fries. Of Groninger. Dat gevoel is in Groningen door de aardbevingen nog sterker geworden.’

Van den Berg werd als commissaris van de Koning opgevolgd door René Paas (CDA), oud-CNV-voorzitter en eveneens oud-wethouder in Groningen. Eigenlijk, zegt Paas een paar weken later in het provinciehuis, gaat het in de Statenzaal altijd over gas, ook als het níét over gas gaat, omdat de gaswinning als een soort spinnenweb over alle andere onderwerpen heen ligt: leefbaarheid, ruimtelijke ordening, energietransitie, noem maar op: ‘De gaswinning is de, hopelijk tijdelijke, identiteit van de provincie Groningen geworden.’

Romke Visser, vicevoorzitter van de PvdA-fractie en de Staten
‘Wij neigen als collectief wel eens naar grijsgekookte andijvie.’

Een soort Mark Rutte

‘En, Mirjam, wat is je prognose? Twee zetels? Drie?’ plaagt PvdA’er Romke Visser (56) aan tafel in het atrium tijdens de lunchpauze die de Statenvergadering van november onderbreekt. Het atrium is de overkapte binnenplaats van het provinciehuis die tijdens vergaderingen wordt gebruikt als bedrijfskantine en na die tijd als kroeg. Visser is plaatsvervangend voorzitter van de Staten, waar hij sinds 2011 in zit.

 ‘Nou,’ grijnst VVD-fractievoorzitter Mirjam Wulfse terug, ‘Madà en ik denken er wel in te komen, hoor.’ Madà is Madà Miesen, de nummer twee van de VVD-lijst.

Maar serieus, zegt ze, het is wel een gepuzzel, hoor, want je weet natuurlijk nooit hoeveel zetels je haalt. Zijn dat er, zeg, zes, dan kun je je twee minder ervaren kandidaten veroorloven. Maar met vier stuks, zoals de huidige fractie heeft, moeten ze doorgewinterd zijn. ‘Nu is het bij ons goed gekomen, maar je hebt het niet altijd in de hand. Zo hebben we ook geprobeerd meer kandidaten te krijgen uit Oost-Groningen. Niet gelukt.’

Och, verzucht Visser. ‘Toen wij er nog twaalf hadden, konden we ons een misser permitteren. Maar nu?’

Als de VVD nul zetels krijgt, zegt Wulfse, die haar leeftijd niet wil geven, verhuist ze terug naar het zuiden. ‘Als het hier zo links wordt, wil ik hier niet meer wonen,’ lacht ze tussen de happen groentesoep door. ‘Eigenlijk is La Wulfse een soort Mark Rutte, hè,’ grijnst Visser. ‘Die lacht ook alles weg.’

Zoutwinning en gas

Welkom op het provinciehuis van Groningen, waar op 16 juni 1602 de arena in gebruik werd genomen die nog altijd dienstdoet als Statenzaal (de langst in gebruik zijnde van Nederland!). Waar boven de gebeeldhouwde schoorsteenmantel (uit 1687!) het schilderij Religie en Vrijheid pronkt van de Stadjer Herman Collenius. Waar een scheepsbel het begin van elke vergadering en het eind van elke pauze inluidt.

Ook tijdens de Statenvergadering van november gaat het over het gas. Althans, de zoutwinning staat op de agenda, en zeg je zoutwinning, dan zeg je ‘gerommel in de bodem’, oftewel – exact.

De novembervergadering blijkt een soort marathon te zijn. Twaalf politieke richtingen, drieënveertig Statenleden, vijf gedeputeerden, één commissaris. En na de lunch, naarmate de middag vordert, denken ze allemaal hetzelfde: hoe lang nog?

 ‘Vermaak je je nog?’ vraagt René Paas grijnzend tijdens een schorsing, halverwege de middag. ‘Ik heb nu wel zin om even te rennen.’

Bianca Kruize van D66 haalt twee grote puntzakken drop tevoorschijn, die af en toe achterwaarts verdwijnen naar de collega’s van de ChristenUnie.

VVD’er Nico Bakker (66), een boomlange man met lijzige stem, dito tred en zwaar Gronings accent, loopt zuchtend de zaal uit. Of het nog een beetje gaat, vraag ik hem. ‘Nee. Pfffff.’ ‘Ga bij de Staten, het houdt je van de straten,’ citeert hij niemand in het bijzonder. ‘Maar dit hoeft nu ook weer niet. Even roken, hoor.’ Als hij terugkomt heeft hij twee koppen koffie bij zich: eentje voor zichzelf, de andere zet hij bij zijn fractievoorzitter Mirjam Wulfse neer.

De SP’ers dragen stropdassen

Zo’n lange vergadering is een uitgelezen moment om eens goed rond te kijken.

De SP is met acht zetels de grootste fractie in de coalitie. Die maakte bij de vorige verkiezingen genadeloos een einde aan negentig jaar PvdA-dominantie en leverde zo de gedeputeerde op het zwaarste dossier: Eelco Eikenaar, op Gaswinning. Of dat nou zo’n goed idee was, daar zijn de meningen over verdeeld. Maar daarover straks meer.

Het CDA van gedeputeerde Patrick Brouns (Financiën, Economische Zaken, Herindeling) heeft vijf zetels. ChristenUnie (Henk Staghouwer, Landbouw, Natuur, Water) en D66 (Fleur Gräper, Verkeer, Ruimtelijke Ordening) hebben er elk vier. De kleinste coalitiepartij is GroenLinks (Nienke Homan, Milieu, Energietransitie) met drie stuks.

Bij de oppositie is de PvdA de grootste: zes zetels. De VVD heeft er vier, Groninger Belang drie, Partij voor de Dieren en PVV elk twee. De kleinste zijn de twee eenmansfracties: die van de Partij voor het Noorden en de fractie-Kaatee – die laatste is een afsplitsing van de PVV. Ronald Kaatee kreeg ruzie met fractievoorzitter Ton van Kesteren. Volgens die laatste had Kaatee geflirt met Forum voor Democratie in aanloop naar de herindelingsverkiezingen. Hij ontkende, maar het vertrouwen was weg, en nu zitten ze tegenover elkaar in de Statenzaal.

 ‘We nemen belangrijke beslissingen, maar op de keper beschouwd zijn de wezenlijke politieke verschillen vaak erg klein.’

Wat verder opvalt: de SP’ers dragen stropdassen. Wanneer is dat gebeurd? In het geval van Eelco Eikenaar: die knoopte er eentje om toen hij gedeputeerde werd. Fractievoorzitter Jan Hein Mastenbroek (43, ook een das), is advocaat. ‘Ik heb een redelijk inkomen en rijd in een dikke auto, maar ik blijf vinden dat mensen die het moeilijk hebben steun moeten krijgen. En dat mensen die het beter hebben dat kunnen betalen,’ zegt hij desgevraagd. ‘En dat kan ook in een pak. We hoeven niet allemaal in een Hans-Spekman-trui rond te lopen.’

Bijna elke fractie heeft een dame van een zekere leeftijd, met een bril en makkelijk, meestal grijs, haar. Ook opvallend: een handvol jongeren, eveneens verdeeld over de breedte van het politieke spectrum.

Wat nog meer opvalt: de Statenleden lijken een soort light-versie, een wat mildere variant van hun landelijke, meer uitgesproken politieke broeders en zusters. Groninger ingetogenheid? ‘Wij neigen als collectief wel eens naar grijsgekookte andijvie,’ zegt PvdA’er Romke Visser met gedragen stem. ‘We nemen belangrijke beslissingen, maar op de keper beschouwd zijn de wezenlijke politieke verschillen vaak erg klein.’

Alle hoeken van de Statenzaal

Wat ik precies van plan ben, vragen de Statenleden nieuwsgierig. Of ik ook bij andere provincies langs ga. En wordt het ‘weer zo’n vooringenomen stuk,’ vraagt Ton van Kesteren van de PVV?

Dat ik kom kijken hoe House of Cards het is aan het Martinikerkhof, plaag ik. En wie dan de Groningse Frank Underwood is. Mirjam Wulfse van de VVD lacht hard en gul. ‘We hebben heel veel mensen die dénken dat ze het zijn. Maar och. Hádden we maar een Frank Underwood!’

 ‘We hebben heel veel mensen die dénken dat ze het zijn. Maar och. Hádden we maar een Frank Underwood!’

VVD-fractievoorzitter Mirjam Wulfse
‘Groningen is een links bolwerk en in elk debat werd ik verantwoordelijk gehouden voor de gaswinning.’

VVD-fractievoorzitter Mirjam Wulfse zit in een soort spagaat. Zij is Groninger én lid van de partij van minister Wiebes, die over gaswinning gaat. Onder diens voorganger, de in Groningen omstreden Henk Kamp, zag Wulfse naar eigen zeggen vijf jaar lang alle hoeken van de Statenzaal. ‘De assistente van Kamp’ noemden ze haar.

 ‘Groningen is natuurlijk een links bolwerk en in elk debat werd ik verantwoordelijk gehouden voor de gaswinning. Ik ben tenslotte de exponent van de partij van de gaswinning en dus was het natuurlijk míjn schuld dat mensen al maanden huilend in een huisje zaten. Een heel mooi staaltje van framing. Elke keer als ik naar de microfoon liep, wist ik: ik ben weer het haasje. Aanvallen, interrupties, de hele vergadering probeerde me als hakblok te gebruiken. In die tijd leerde ik het nooit persoonlijk te laten worden. Anders red je het niet.’

Klaar om met de burger te praten

Het provinciebestuur in Groningen kwam door de aardbevingen opeens weer in de belangstelling te staan, maar dat vertaalde zich bepaald niet in hogere opkomstcijfers bij de Statenverkiezingen. In 2011, een jaar voor Huizinge, was het nog 58 procent, bij de verkiezingen van 2015 zakte het percentage terug naar 53.

Om de kloof tussen burger en provinciebestuur te verkleinen, werd in maart vorig jaar ‘Praten met de Staten’ ingevoerd. Zo’n acht keer per jaar, in de opmaat naar de maandelijkse Statenvergadering, kunnen Groningers een uur lang ‘in gesprek’ met de Statenleden. Soms zijn de sessies op locatie, maar op deze woensdagmiddag is het atrium het decor.

Enkele tientallen Statenleden staan klaar om met de burger te praten, bij statafels die zijn voorzien van bloemstukjes – bij toeval overgebleven na een evenement – en bordjes met actuele onderwerpen, zoals ‘Fietsroute Plus Groningen-Leek’, ‘Verdubbeling N33’ en ‘Presentatie startdocument Nationaal Programma Groningen’.

De bezoekers blijken vooral bezig met de verdubbeling van de N33 en de fietsroute. Bij het tafeltje ‘Interprovinciaal wolvenplan’ blijft het leeg.

Er is koffie, er is Groninger koek en er is een bouillonnetje.

Zo’n twintig bezoekers komen in kleine groepjes binnendruppelen. Bij de entree hebben ze een paarse badge met hun naam gekregen. De gemiddelde haarkleur is grijs. De meesten vertegenwoordigen lokale belangenclubs en stappen doelgericht op ‘hun’ onderwerp af, gewapend met studies en plattegronden.

De bezoekers blijken vooral bezig met de verdubbeling van de N33 en de fietsroute. Bij de tafeltjes ‘Interprovinciaal wolvenplan’ en ‘Provinciaal inpassingsplan waterberging en natuur zuidelijk Westerkwartier’ blijft het leeg. Maar de Statenleden zelf zijn tevreden over de opkomst, zeggen ze: bij Praten met de Staten komen zelden meer dan twintig burgers opdagen.

Drie petten

In het fractiehuis, dat vanbinnen via allerlei krochten aan het provinciehuis vastzit, heeft elke fractie haar eigen ruimte. De meeste kamers zijn opvallend kleurloos, met nauwelijks posters van partijcoryfeeën of andere parafernalia. Als er al ooit politiekromantiek heerste, dan is die vakkundig de nek omgedraaid door libidokillers als een clean desk policy.

Behalve in één fractiekamer: daar zijn de wanden van boven tot onder bedekt met Groninger vlaggen, flyers, posters, sommige gesigneerd. En, op posterformaat: de foto waarop de landelijke partijleider zelve poseert als diens grote held, Michiel de Ruyter – vastberaden blik, kanten kraagje, de blonde kuif fier wapperend.

Welkom bij de PVV.

Eerst had hij een klein kamertje, vertelt fractievoorzitter Ton van Kesteren – imposante man, 64 jaar, strak in het pak, weelderige grijze haardos, klaar klinkend stemgeluid. Behalve in de Staten zit hij ook in de Eerste Kamer én (inmiddels) in de gemeenteraad van de stad Groningen. ‘Maar toen werd het provinciehuis verbouwd en kreeg de VVD een mooie grote kamer. Dus ik zei: dat wil ik ook. Jammer, zeiden ze, had je eerder moeten zijn. Toen heb ik stennis geschopt.’

Zelf ziet Van Kesteren zijn drie petten als Statenlid, senator en gemeenteraadslid helemaal niet als probleem. Integendeel: ze zijn, zegt hij, uitstekend te combineren. De onderwerpen in de gemeenteraad en in de Provinciale Staten hebben veel ‘overlap’. Ook zijn contacten in de Eerste Kamer, waar hij een dag in de week aan kwijt is, zijn ‘van onschatbare waarde’ vanwege de korte directe lijntjes. Dankzij die contacten bracht het Benelux Parlement voor het eerst in zijn bestaan ‘een voor Groningen zeer succesvol werkbezoek aan Stad en Ommeland,’ vertelt hij.

 ‘Het is jammer dat media dat niet zien. Maar het zoeken naar stokken om de PVV mee te kunnen slaan ben ik wel gewend.’ Laatst nog vergeleek zijn collega-Statenlid René van der Goot (PvdA) de aanhangers van de PVV in een Twitterbericht met de nazi’s. Na woedende reacties van de PVV-fractie en een stormpje in de media stapte hij een dag vóór de novembervergadering op.

Op het planbord in de fractiekamer staan voor de hele week maaltijden ingevuld. Op dinsdagen staat er ‘koek halal’ op het menu. Grapje zeker? De PVV’er lijkt de tekst voor het eerst te zien. Hij grijnst. ‘Wij houden van vrijheid en van humor.’

Glossy’s in plaats van flyers

Een dinsdagavond, begin december. In een vergaderkamer van het fractiehuis zitten de Statenleden van de ChristenUnie met hun medewerkers en steunfractieleden om een grote tafel. Fractievoorzitter Rinze van der Born, in het dagelijks leven marketingmanager bij VNO-NCW MKB Noord, opent de vergaderingen met Psalm 85, die hij voordraagt vanaf zijn iPad: ‘God bevrijdt mensen die ontzag voor Hem hebben.’

De CU-fractie is de enige met twee voorzitters. Van der Born (40) doet vooral het interne werk, incassomedewerker Gerrit Jan Steenbergen (48) treedt meer naar buiten. ‘Ik zie hem vaker dan mijn vrouw,’ knikt laatstgenoemde naar zijn collega-voorzitter. ‘Ik ben ook leuker dan jouw vrouw,’ riposteert die. ‘Ik ken zijn vrouw heel goed, hoor,’ stelt Van der Born de verslaggeefster gerust. ‘En ze weet wie het zegt.’

De CU-fractie is de enige met twee voorzitters. ‘Ik zie hem vaker dan mijn vrouw,’ knikt laatstgenoemde naar zijn collega-voorzitter. ‘Ik ben ook leuker dan jouw vrouw,’ riposteert die.

Op de agenda, onder meer: de verkiezingscampagne. Ze willen een glossy maken, met mooie foto’s en verhalen over alles wat de leden waardevol vinden. Flyers, zegt Statenlid Fredric Geijtenbeek (28), die, als hij niet in de Statenzaal zit, voor de klas staat, daar kun je écht niet meer mee aankomen. ‘Bovendien houdt onze achterban er niet van om op markten te staan. Maar glossy’s verspreiden is een heel ander verhaal.’

Aan het eind van de vergadering heeft Van der Born nog een puntje. Kledingbank Máxima in Sappemeer, waar ze laatst op werkbezoek waren, doet mee met Dress for Success. Minima krijgen nette kleding om in te solliciteren. ‘Ze hebben een enorm tekort aan mannenkleding, en toen dacht ik: hier op het provinciehuis lopen zoveel pakken rond, die moeten toch eens wat over hebben?’

Na de rondvraag dankt Steenbergen God voor de goede vergadering.

Het is laat, het is koud, de CU’ers nemen afscheid op de stoep voor het fractiehuis. Na een snel sigaretje verdwijnen ook de fractievoorzitters de donkere decembernacht in.

Fractievoorzitter Groninger Belang Bram Schmaal
‘Je kunt ook achter het stuur kruipen om te proberen de boel om te draaien.’

Of ik iemand ken die werk zoekt, vraagt fractievoorzitter Bram Schmaal (47) van Groninger Belang, op zijn kamer in het fractiehuis – memomagneten in de kleuren van de Groninger vlag. Zijn vorige fractiemedewerker werd wethouder en nu zoekt hij een nieuwe. Lastig, zegt Schmaal, om zonder te zitten zo vlak voor de campagne.

Bram Schmaal en zijn tweelingbroer Henk Jan waren al langer actief in gemeenteraden. De verhouding tussen gemeenten en provincie, dachten ze, die moest toch beter kunnen? In 2014, na een avond brainstormen, nodigden ze de lokale partijen uit. Vrij snel sloten zich er zestien aan, die gezamenlijk een partijprogramma samenstelden. Driekwart jaar later haalde Groninger Belang drie zetels binnen in de Staten, waar het dat programma nu uitvoert.

Daarnaast varen de aangesloten partijen hun eigen koers in hun eigen gemeenten, en dat moet ook zo blijven, zegt Schmaal: een grotere verantwoordelijkheid voor gemeenten is nu nét het speerpunt van Groninger Belang. ‘Wie weet er nu beter wat er onder de mensen speelt dan zij? Wij houden niet zo van de feodaal hiërarchische houding van de provincie. Zo van: wij zijn de grote broer met het geld en wij beslissen voor jullie.’

Het klinkt tegenstrijdig: tegen een te grote rol van de provincie zijn als je zelf de provincie bent. Niet per se, zegt Schmaal. ‘Je kunt ook achter het stuur kruipen om te proberen de boel om te draaien.’

Alleen de VVD is tegen

Die middag staat het Gasbesluit op de agenda van de commissie Bestuur, Financiën en Veiligheid. In dat besluit staat dat minister Wiebes de gaswinning gaat terugschroeven tot 19,4 miljard kuub per jaar én dat hij de veiligheid van de Groningers moet garanderen. Of dat laatste wel hard genoeg gewaarborgd is, betwijfelt bijna iedereen, en nu is de vraag: gaat het college van GS tegen dit besluit in beroep?

 ‘Een overweging om het niet te doen, is dat de juridische procedure langer duurt dan de periode waarover het besluit gaat,’ zegt Schmaal. ‘Maar dan zou je dus nooit in beroep kunnen gaan. Bovendien is het voor ons geen argument om vriendjes te blijven met Wiebes. We zíjn helemaal geen vriendjes met Wiebes.’ Schmaal voorspelt: iedereen gaat voor beroep stemmen, behalve de partij van Wiebes: de VVD. Hij krijgt gelijk. De provincie tekent beroep aan tegen het gasbesluit, en alleen de VVD is tegen.

Omdat het Statenlidmaatschap een deeltijdfunctie is, ligt belangenverstrengeling met andere professionele bezigheden altijd op de loer. Zo ook in Groningen, waar onder commissaris van de Koning Max van den Berg het toezicht op nevenfuncties werd verscherpt. Gedeputeerde Henk Staghouwer van de ChristenUnie, bijvoorbeeld, moest de zeggenschap over zijn bakkerij uit handen geven, en voortaan dienden Statenleden en gedeputeerden cadeaus van meer dan vijftig euro te melden. Voor Statenleden werd de lijn: niet spreken of meestemmen over onderwerpen die raken aan het terrein waar ze hun dagelijks brood verdienen.

Voor veel van de huidige Groningse Statenleden is dat niet zo’n punt. De PvdA-fractie kent bijvoorbeeld een postbode, een ‘life coach’ en een operator in een kabelfabriek, de VVD-fractie een goudsmid en een marketingmedewerker, die van de SP onder anderen een arts en een rouwbegeleidster: professies die weinig met de taken van de Staten van doen hebben. Lastiger is het voor degenen van wie het werkterrein wél duidelijke raakvlakken heeft met de provinciale politiek.

‘Ik ben geen woordvoerder van gaswinning. Ik neem geen opdrachten aan van de provincie. Er komen heel mooie voorbij waarvan ik denk: hmmm… Maar ja, dat kan dus niet.’

Neem Ronald Knegt van het CDA, omgevingsmanager bij BAM Infra Regio Noordoost Wegen. Of zijn fractiegenoot Jacob Klaas Star (51), eigenaar van een onafhankelijk adviesbureau op het gebied van duurzaamheid en energiemanagement, met onder meer lokale overheden als opdrachtgever. Zo was hij coördinator Gaswinning en Duurzaamheid bij gemeente De Marne, midden in het aardbevingsgebied. Precies de onderwerpen waar de provincie over gaat.

De schijn van belangenverstrengeling

Wringt dat niet? Star: ‘Max van den Berg zei eens tegen mij: als mensen als jij stoppen met het werk in de Staten, dan kalft de positie van de volksvertegenwoordiging ook af. We moeten ondernemers hebben, docenten, mensen zonder werk, mét werk, iedereen moet vertegenwoordigd zijn.’

Om de schijn van belangenverstrengeling te vermijden, zegt Star, heeft hij net als zijn fractiegenoot Ronald Knegt de keuze gemaakt geen woordvoerder te worden op het eigen werkterrein. ‘In de Statenzaal ben ik geen woordvoerder op energietransitie en de gaswinning. En ik neem natuurlijk geen opdrachten aan van de provincie. Er komen heel mooie voorbij waarvan ik denk: hmmm… Maar ja, dat kan dus niet.’

Paas als schooljongetje

In de eerste weken die ik in en rond het provinciehuis doorbreng, vragen de Statenleden me wat míj eigenlijk opvalt. Dat de sfeer zo gemoedelijk is, zeg ik. Dat iedereen zo sympathiek en lief voor elkaar is, of lijkt. En dat ik dat eigenlijk niet goed kan geloven.

Commissaris van de Koning René Paas lacht heel hard als ik het hem voorleg. Noemt de hoofdpersonen in de Statenzaal ‘bijna allemaal aardige mensen, sommigen zelfs potentiële vrienden’. Mensen, zegt hij, die tegen een heel geringe vergoeding bereid zijn heel hard te werken voor de publieke zaak. ‘Ze zoeken de verschillen, want je kunt je alleen maar profileren door je af te zetten tegen de ander. Wat mij altijd weer opvalt, is: je zoekt de verschillen en je vindt de overeenkomsten.’

Alsof de duvel ermee speelt, publiceert Dagblad van het Noorden een paar dagen later een gepeperde analyse van de aanzwellende onrust binnen het college van GS. Ernaast een spotprent van Paas als schooljongetje, in korte broek met een pleister op de knie. Uit zijn achterzak steekt een schoolrapport.

Statenverslaggever Johan de Veer refereert aan de bewonersavonden in het aardbevingsgebied die uitmonden in chaos omdat niet duidelijk is wie waarvoor verantwoordelijk is. Aan het feit dat gedeputeerden Gräper (D66) en Brouns (CDA) zich gaandeweg met het Nationaal Programma Groningen zijn gaan bezighouden, terwijl het formeel toch Eelco Eikenaar (39) is die over het gasdossier gaat.

 ‘Ze zoeken de verschillen, want je kunt je alleen maar profileren door je af te zetten tegen de ander. Wat mij altijd weer opvalt, is: je zoekt de verschillen en je vindt de overeenkomsten.’

Hij schrijft over het zogenoemde ‘feestjesincident’. Afgelopen oktober werd in Den Haag het Nationaal Programma Groningen ondertekend, een stimuleringsprogramma om Groningers te verzekeren van werk en voorzieningen, waarvoor het kabinet 1,15 miljard euro beschikbaar stelt. Eikenaar weigerde af te reizen voor de bijeenkomst. Er viel niets te vieren, oordeelde hij, van een ‘feestje’ was geen sprake. Immers: vele duizenden Groningers zitten nog steeds in onveilige woningen. Bovendien had hij er geen rol. ‘En ik leen me er niet voor om als een decorstuk achter een bord te gaan staan.’ Paas en gedeputeerde Fleur Gräper gingen wél.

En dan was er nog het interview dat Eikenaar begin december gaf aan RTV Noord. Dat hij zich wel eens eenzaam voelde binnen het college, gaf hij daar toe. Dat zijn partij, de SP, achteraf bezien beter twee gedeputeerden had kunnen eisen, in plaats van eentje.

Het interview wakkerde al langer hardnekkig sudderende geruchten aan van een college dat tot op het bot verdeeld is. Waar de rest van het college voldoende vertrouwen lijkt te hebben in minister Wiebes, veegt Eikenaar geregeld de vloer met hem aan. ‘De VVD regeert dit land wel alleen,’ twitterde de gedeputeerde afgelopen zomer. ‘Overige partijen in de coalitie mogen netjes recht zitten en pootjes geven. En dat doen ze.’

Kluitjesvoetbal

Als ik René Paas naar de verdeeldheid vraag, verwijst hij naar het staatsrechtelijke principe van ‘collegiaal bestuur’. ‘Dat betekent dat er altijd eenheid is van collegebeleid. Aan het eind van elke collegevergadering die ik in de afgelopen tweeënhalf jaar heb meegemaakt, waren we het eens. Het is makkelijk om te zeggen: zijn ze wel een eenheid? We zitten met vijf partijen aan tafel! Zijn die het altijd aan het begin van de vergadering al eens? Nou, hopelijk niet, want dan is de politiek zo goed als dood.’

 ‘Ik heb een maatschappelijke visie die sterk afwijkt van de rest,’ zal Eikenaar later reageren op de verdeeldheid, als ik hem spreek, begin januari. ‘Het is kluitjesvoetbal, en ik zit buiten het kluitje. Ik wil fundamentelere veranderingen dan de anderen. En dat heeft directe gevolgen voor mijn bestuursstijl.’ Het is, zegt hij, een bewuste keus van hem om buiten het ‘establishment’ te blijven staan. ‘Ik wil niet one of the guys zijn. Als je iets wil veranderen, moet je er geen deel van worden.’

 ‘We zitten met vijf partijen aan tafel! Zij die het altijd aan het begin van de vergadering al eens? Nou, hopelijk niet, want dan is de politiek zo goed als dood.’

En hij blijft heus niet bokkig met de armen over elkaar staan, integendeel, zegt de gedeputeerde: hij sprak vaak met de minister. ‘Maar nooit vanuit de gedachte: “wij begrijpen elkaar”. Ik hóór niet bij hem. Ik hoor bij de bewóners, bij de Gróningers. Ik ben Eelco Eikenaar die gedeputeerde is geworden en namens de bewoners de strijd aan mag bij de minister.’ De enige inschattingsfout die zijn partij maakte, zegt hij, was om niet twee gedeputeerden te eisen. ‘Als je me nu vraagt of de afgelopen vier jaar geslaagd zijn, zeg ik niet ondubbelzinnig ja. Want er vált nog potjandorie een strijd te voeren.’

Had een partij met zo weinig bestuurlijke ervaring wel de gedeputeerde op het grootste en zwaarste dossier moeten leveren, vragen de critici. En: hoe sterk is de commissaris van de Koning eigenlijk? Moet die niet eens met een vuist op tafel slaan?

Koren, molen, olie, vuur.

De verkiezingen naderen, de oppositie ruikt bloed.

Politiek met een kleine p

Op de avond dat Dagblad van het Noorden de onrust binnen het college van GS beschrijft, wordt in de Remonstrantse Kerk in de stad het Nationaal Programma Groningen gepresenteerd. Het krantenartikel gonst rond. Burgemeesters, wethouders, raads- en Statenleden roezemoezen in de pauze. Ik sluip tussen hen door. Vang de zinsnede ‘het functioneren van Eelco’ op. Spits mijn oren.

Zodra de sprekers me zien, veranderen ze snel van onderwerp.

In diezelfde week vergadert de gewestelijke afdeling van de PvdA. In De Fakkel in Uithuizen, een oud FNV-pand dat nu dorpshuis is en op zijn website ‘een stijlvol ingerichte opbaarruimte’ aanprijst, stromen de sociaal-democraten toe vanuit de hele provincie. De zaal zit propvol, mensen moeten staan.

In de afgelopen periode heeft de fractie flink moeten wennen aan haar nieuwe positie, spreekt Romke Visser zijn partijgenoten toe. Auw, ja, pijnlijk punt. Op het hoogtepunt van haar negentigjarige dominantie, in het gouden jaar 2003, had de PvdA twintig zetels. In 2007 zakte ze naar twaalf. Ze hield dit zetelaantal twee periodes vast tot de genadeklap van 2015: een halvering en vertrek uit het college.

Daarnaast zijn de Staten de laatste jaren versnipperd geraakt, vervolgt Romke Visser. Neem de komst van Groninger Belang, neem de splitsing binnen de PVV. ‘Hoe goed we het ook doen, we moeten erop rekenen dat we na de verkiezingen elf, twaalf, misschien wel dertien partijen in de Staten hebben. En dan wordt het heel lastig om een stevig stempel op het programma te drukken als wij weer mogen meedoen.’

Voorzitter Thea van der Veen van de kandidatenlijstencommissie vertelt, bij het presenteren van de lijst, dat ze gekeken hebben naar regionale spreiding, naar de manvrouwverdeling. Naar de zittende fractie, want je wilt geen kennis verliezen. Naar leeftijd.

Achter haar, tussen de vanen van Arbeiders Muziekvereniging Opwaarts, verschijnen de namen op het scherm. Voorzitter Wouter Schippers van de Jonge Socialisten loopt naar de microfoon. Waarom er niet één jongere op de lijst staat, vraagt hij, is er wel actief gescout? ‘Dit is niet motiverend voor jongeren, en ik denk dat het ook heel moeilijk wordt om mensen te mobiliseren.’ De zaal gonst, eens- en andersgezinden doen hun zegje. Want ja, vernieuwing. Maar ja, ervaring.

De vergadering verloopt chaotisch. Gingen we nu eerst de kandidaten voorstellen en daarna vragen naar tegenkandidaten, of andersom? Zijn we nu eigenlijk al aan het stemmen, vraagt iemand na de tweede naam op de lijst? Of niet? De zaal tuttuttut, een enkeling durft toe te geven dat hij het óók niet snapt. Er wordt opnieuw gestemd, maar waren we nu bij kandidaat twee of al bij drie? En waar zijn de stembriefjes gebleven? Een blok post-its duikt op – die plakken en zijn dus niet handig open te vouwen, maar ja, je moet toch wat. Zelfs de verslaggeefster krijgt een stembriefje aangeboden. ‘Ik ben ook voorzitter van de fietsclub bij ons in het dorp,’ mompelt een man achterin. ‘Maar daar gaat het er professioneler aan toe dan hier.’

Aan het eind van de dag is de lijst definitief. Op één staat Tjeerd van Dekken, een bekende in Stad, Ommeland en daarbuiten. In 2007 stelde hij zich kandidaat voor het voorzitterschap van de partij, drie jaar later kwam hij in de Tweede Kamer – hij bleef er tot 2017. De 51-jarige Van Dekken moet de PvdA uit het slop trekken. Zijn lijsttrekkerschap noemt hij ‘een grote eer, een groot genoegen en een belangrijke verantwoordelijkheid.’ En wat is er veel werk te verrichten! Want, zegt hij, je zál maar slachtoffer zijn van de aardbevingen en een jarenlange strijd moeten voeren. ‘De PvdA wás er, ís er en zál er zijn voor de Groningers, want wij zijn zélf die Groningers. Hoe erg is het, dat de huidige gedeputeerden onderling ruzie maken! Ik noem dat “politiek met een kleine p”.’

Kansloos instituut

Verdeeldheid, politiek met een kleine p – op het handjevol bezoekers van Praten met de Staten na hebben burgers nauwelijks een idee wat er op het provinciehuis gebeurt.

Laatst nog leidde commissaris van de Koning René Paas een groep Rotarians rond door de Statenzaal: driekwart was daar nog nooit geweest, vertelt hij. Dat snapt hij wel: een paspoort of rijbewijs aanvragen, naar de gemeente moet iedereen wel eens, maar de provincie? En tegelijkertijd, zegt hij: zonder provincie zouden de wegen en het licht niet meer werken. ‘Als gemeenten allemaal zelf zouden doen wat ze mooi vinden, zou dat uiteindelijk leiden tot een minder aantrekkelijke provincie. Ik vind dat wat wij doen heel relevant is.’

Jan Hein Mastenbroek van de SP denkt daar heel anders over. ‘De provincie is een tamelijk zinloze tussenlaag,’ zegt hij. ‘Net als de Eerste Kamer. Ik bedoel: het voegt niets toe. Het ene kansloze instituut houdt het andere kansloze instituut in stand. De provincie is abstract, de afstand tot de burger is enorm. Wat mij betreft kan de hele bestuurslaag prima worden opgedoekt.’

‘Net als de Eerste Kamer voegt het niets toe. Het ene kansloze instituut houdt het andere kansloze instituut in stand. De provincie is abstract, de afstand tot de burger is enorm.’

Ook Mirjam Wulfse van de VVD vindt dat de Provinciale Staten op termijn wel weg kunnen. ‘De provincie vervult een aantal belangrijke taken, maar die kunnen op den duur best worden overgeheveld naar de gemeenten. Die moeten dan wel wat groter worden. Zeg dat er drie, vier gemeenten in Groningen overblijven. Dan kunnen we onszelf langzamerhand overbodig maken. Dat vergt wel wat van de gemeentebesturen. De gemeenten zijn nu nog gewend op de provincie te leunen. Je ziet het in het gasdossier: wij hebben het ambtenarenapparaat, alle gegevens, immense rapporten. En de samenwerking met de stad Groningen is belangrijk, we zijn meer dan een pinautomaat, zoals raadsleden ons wel eens noemen. Er zal dus nog heel wat moeten gebeuren voor het zover is.’

Op de nieuwjaarsborrel houdt René Paas de moed erin. De komende maanden staan voor gekozen politici in het teken van de oogst, spreekt hij de bloedhete zaal toe, waar inmiddels copieuze schalen met eierballen zijn rondgegaan. ‘De geschiedenis heeft bewezen dat deze oude Statenzaal tegen verschillen van mening kan. Ze is gebouwd op het bereiken van eenheid. Een eenheid waar ik ook persoonlijk een bijdrage aan wil leveren!’ In de zaal klinkt beschaafd applaus, de borrel kan beginnen.

Nog geen maand later ligt de SP weer dwars en staat de coalitie op springen.

Commissaris van de Koning René Paas (CDA)
‘Wat mij altijd weer opvalt, is: je zoekt de verschillen en je vindt de overeenkomsten.’

Dit artikel is tot stand gekomen met steun van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten.

De foto’s bij dit artikel zijn gemaakt door Winter van den Brink.

Reacties zijn gesloten.